Gepubliceerd op 01-12-2020

herbebossing

betekenis & definitie

aanleg van bos op terrein waar vroeger ook een bos gelegen was. De Food and Agriculture Organization definieert ‘vroeger’ als langer dan vijf en korter dan 50 jaar geleden.

Bij de aanleg van bos op een terrein dat meer dan 50 jaar bosloos geweest is, spreekt men van bebossing, bij minder dan vijf jaar van bosverjonging. Herbebossing schept een nieuw bosecosysteem waar het oude verdween. Herbebossing stuit ook op het kernprobleem van de bosbouw: de permanente milieu-eisen van bos tegenover de dagelijks veranderende eisen van mensen. Omdat de ontbossing legaal of niet vaak met een bepaald doel plaatsvond, bestrijdt de plaatselijke bevolking herbebossing vaak. In Tunesië werd b.v. 50 ha illegaal ontbost terrein herbebost; ’s nachts trokken de boeren de jonge bomen weer uit de grond en legden ze op de stoep bij de bosdienst. Bij vergissing begon men elders te herbebossen op een trekpad van grote Afrikaanse runderkudden; in het volgende trekseizoen werd het bos vertrapt.

Ook als er dringende milieuredenen voor herbebossing zijn, mislukt deze te vaak door zulke factoren. Het falen leidt tot verder milieubederf: erosie, bodemdegradatie, overstromingen benedenstrooms van ontboste hellingen. Het milieu wordt steeds ongastvrijer voor bos. Tenslotte kunnen er slechts arme, grootschalige pionierbossen worden aangelegd, met pionierbomen als dennen (ook tropische), Eucalyptus, Acacia. Voor bodemverbetering gebruikt men graag tropische Leguminosenbomen, die in symbiose met micro-organismen stikstof binden en zo de bodem verbeteren (een soort groenbemesting). Zulke snelgroeiende pionierbomen zijn bovendien gewenst omdat in te herbebossen streken de bevolking alleen bos accepteert dat produkten levert: brandhout, boerengeriefhout, werkhout, bladeren als veevoer.

Verder kost herbebossing veel geld, dat gemakkelijker is te krijgen als er produktie tegenover staat. Tot nu toe immers wordt milieuverbetering als zodanig door weinig regeringen, economen en landbouwers als economisch becijferbare factor geaccepteerd. Is herbebossing na tientallen jaren geslaagd en geaccepteerd, dan kan via bepaalde bosbouwsystemen het bos verder ontwikkeld worden tot een biologisch rijker en gevarieerder ecosysteem. Dat kost eeuwen, en het vroegere natuurbos komt op die plaatsen nooit terug.De grootste geslaagde herbebossingen van de 20e eeuw liggen in het China van na 1948, waar honderdduizenden hectaren per jaar per vliegtuig werden ingezaaid.

De vochtige en droge tropen zijn thans de zorgenkinderen. Na de Sahel-ramp (1968-74), toen het vee ook alle jonge bomen had opgevreten, kwam daar nog nauwelijks herbebossing van de grond. Afwezigheid van (langlevende) bomen maakt het milieu er kwetsbaarder voor geïsoleerde droge jaren en bodemerosie; er is een chronisch houttekort. In de vochtige tropen is slechts 10 % van de sinds de jaren veertig beoogde oppervlakte herbebost. Dit vergrootte de druk op de natuurbossen bovenmatig en deed de oppervlakte landbouwgrond, die niet meer door schermbossen beschut wordt tegen klimaat en water, afnemen in hoeveelheid en kwaliteit. Men voorziet dat in het jaar 2000 slechts 10-20 % van het in de tropen benodigde hout uit aangeplante bossen kan komen (wat natuurbos gaat kosten) en dat er zeer veel landbouwgrond verloren zal gaan bij gebrek aan herbebossing van hellingen (Andes-landen, Nepal, Java).