Gepubliceerd op 01-12-2020

gecontroleerd storten

betekenis & definitie

methode voor het storten van vaste afvalstoffen op of in de bodem waarbij de milieuhygiënische en esthetische bezwaren van het storten zoveel mogelijk beperkt worden en het terrein na de beëindiging van de stortactiviteiten een positieve functie in het landschap gaat vervullen. Voor Nederland is het een en ander geregeld in de Richtlijn Storten van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne.

Aanvullende maatregelen kunnen middels hinderwetvergunningen worden voorgeschreven door de provincie. In Vlaanderen is dit geregeld bij Besluit van de Vlaamse Executieve van 21.4.1982. Stortplaatsen worden meestal gelokaliseerd op laaggelegen gronden, waar de ophoging die het gevolg is van het storten, een bodemverbetering betekent, of in afgravingen (voormalige, of nog in bedrijf zijnde) van zand, grind, klei, kalk enz. Algemene lokalisatieregels zijn moeilijk te geven, want een belangrijke rol spelen daarbij de aard van het gestorte afval, de bodemstructuur, en vooral ook de grondwaterstand en de richting waarin het grondwater zich verplaatst, de afwateringsmogelijkheden langs de oppervlakte, de afstand tot het inzamelgebied en de dichtstbij gelegen huizen. Sommige eisen zijn gedeeltelijk tegenstrijdig: een afgelegen stortplaats zal wel minder hinder veroorzaken, maar heeft vaak geen geschikte toevoerwegen.Bij de aanleg van een stortplaats moet ervoor gezorgd worden dat deze, en m.n. het stortfront, het gehele jaar door toegankelijk is, ook in perioden met zware regenval, sneeuw of vorst. Daartoe kunnen tijdelijke wegen worden aangelegd en onderhouden met behulp van afvalmaterialen zoals puin, slakken en sintels. De stortplaats moet worden afgesloten met een (verplaatsbare) omheining teneinde onbevoegden buiten en zwerfvuil binnen te houden. Aanleg van een aarden ringwal of van groenschermen voorkomt esthetische bezwaren, alsmede het wegwaaien van stof en zwerfvuil. Het stortfront wordt zo klein mogelijk gehouden en het vuil wordt regelmatig afgedekt met aarde. Dit voorkomt de verspreiding van stof, zwerfvuil, rook of stank en het ontstaan van plagen van insekten, knaagdieren (ratten) en vogels (meeuwen).

Het gestorte vuil wordt zo vast mogelijk aangereden met behulp van rollend materieel, zoals rupsvoertuigen of speciale compacteerders. Bij het vastrijden worden holle ruimten (b.v. verpakkingen) geplet, flessen gebroken enz. Om waterverontreiniging tegen te gaan, dient er onder de stort een ondoordringbare laag te zijn, zodat doorsijpelend water niet in het grondwater kan terechtkomen; door ook de toplaag ondoordringbaar te maken en met voldoende helling aan te brengen, zorgt men er bovendien voor dat het regenwater boven over de stort wegloopt zonder met het afval in contact te zijn gekomen.

Na het beëindigen van de startactiviteiten wordt een relatief dikke (0,5-2 m) afdeklaag aangebracht. Het terrein kan dan voor zijn eindbestemming gereedgemaakt worden. Op dergelijke terreinen kunnen eigenlijk geen zware constructies verrijzen (vanwege verzakkingen en mogelijk gistingsgas dat zich in die constructies zou kunnen verzamelen, waardoor explosiegevaar kan ontstaan). De toepassingen van zulke terreinen blijven dan ook meestal beperkt tot recreatiegebieden, sportvelden e.d.