Gepubliceerd op 01-12-2020

DDT

betekenis & definitie

(afk. van dichloordifenyltrichloorethaan), insekticide dat behoort tot de groep van de chloorkoolwaterstoffen. De insektendodende werking werd in 1942 ontdekt.

Het middel werd tot het midden van de jaren zestig op grote schaal toegepast. Het kan goedkoop worden bereid uit chloraalhydraat en chloorbenzeen. DDT is o.a. zeer effectief gebleken bij het bestrijden van talrijke door insekten overgebrachte ziekten, met als belangrijkste voorbeeld malaria. Wegens de slechte afbreekbaarheid van DDT en DDE, een omzettingsprodukt van DDT, de wereldwijde verspreiding en de eigenschap te accumuleren in organismen en voedselketens is de toepassing ervan verboden in vele landen (in Nederland sinds 1.7.1973). Door de accumulatie werden op het eind van voedselketens dieren vergiftigd die men niet wilde bestrijden. De acute orale giftigheid van DDT voor zoogdieren is relatief gering; de acute en chronische toxiciteit berust op een verstoring van de werking van het zenuwstelsel.

DDT en DDE verhogen de stofwisseling van vrouwelijke geslachtshormonen. Er zijn aanwijzingen dat daardoor de calciumstofwisseling bij vogels verstoord kan raken. Het gevolg is een verminderde eischaaldikte en vergrote breuk van de eieren. Dit effect heeft mede bijgedragen aan het teruglopen van roofvogelpopulaties. Het recent geconstateerde herstel van het aantal roofvogels in de westerse landen wordt in verband gebracht met het verbod van het gebruik van chloorkoolwaterstofbestrijdingsmiddelen, waaronder DDT. DDT wordt echter nog wel gebruikt in de tropen. Doordat zeer veel insektenpopulaties resistent zijn geworden voor DDT is de effectiviteit ervan sterk verminderd.