Gepubliceerd op 01-12-2020

compost

betekenis & definitie

produkt dat hoofdzakelijk bestaat uit organische afvalstoffen die een bepaald broeiproces (het zgn. composteren) hebben ondergaan. Al naar de herkomst van de betrokken afvalmaterialen onderscheidt men o.a. huisvuil-, stadsvuil-, veen- en zuiveringsslibcompost.

Voorbeelden van het composteren zijn de omzettingen die optreden tijdens de opslag van mest op een mestvaalt, na het onderwerken van blad- en ander tuinafval in de grond, maar ook de grootschalige compostering zoals die in Nederland toegepast wordt door de VAM.Als een hoeveelheid organisch materiaal op een hoop gegooid wordt, zal het composteringsproces op gang komen. De temperatuur in de hoop loopt op tot 55-65 °C. Er vormt zich een grauw, poreus materiaal dat door de hoge temperatuur gepasteuriseerd wordt. Daarbij is het van belang dat er ook binnen in de hoop voldoende zuurstof kan toetreden om de oxidatie van het organisch materiaal, deels tot kooldioxide en water, goed te laten verlopen. Verder zijn de vochtigheidsgraad en de zuurgraad van belang. Bij een te laag vochtgehalte verlopen de omzettingen te traag; bij een te hoog vochtgehalte wordt het materiaal te dicht, waardoor de toetreding van zuurstof stagneert.

De afbraakprodukten zijn meestal zuur. Een verzuring van het milieu in de composthoop zou leiden tot een verminderde activiteit van de micro-organismen die bij de afbraak betrokken zijn. Het op een hoop zetten van blad- en grasafval zonder afwisselend laagjes kalk en aarde aan te brengen, leidt dan ook tot een zure, stinkende massa en niet tot bruikbare compost. Compost bevat kleine hoeveelheden nutriënten (voedende elementen), die langzaam aan de planten worden afgegeven. Het bindt losse zandgronden, verlucht zware kleigronden, verbetert de kruimelstructuur van de bodem, regelt het watergehalte en vermindert de erosie, b.v. op de hellingen van wijnheuvels. Behalve positieve kanten heeft compost, en m.n. stadsvuilcompost en zuiveringsslibcompost, ook nadelen.

In vele gevallen bevat het nogal veel reststoffen: niet-afbreekbare stoffen, zoals glasscherven en plasticflarden. Bovendien bevat het veelal een hoog gehalte aan zware metalen, die in de gewassen opgenomen kunnen worden.

Voor de invoering van kunstmest werd compost veel toegepast als meststof. Het stadsvuil werd op hopen gezet, laagsgewijs afgewisseld met menselijke faecaliën (beer) en bagger uit grachten en kanalen. Na enkele maanden was het produkt (meer of minder) geschikt om als belt- of stadscompost gebruikt te worden. In de veenkoloniën heeft men na ontginning de dalgronden vaak voorzien van compost uit de stad Groningen.

Sindsdien is het composteren als afvalverwerkingsmethode wat uit de belangstelling geraakt, o.a. door problemen met de afzet van de compost. Op korte termijn gezien is kunstmest goedkoper, terwijl door de veranderde samenstelling het stadsvuil minder geschikt is geworden voor compostbereiding. Door de opkomst van het milieuvriendelijk denken en het streven naar hergebruik, is in de jaren zeventig de belangstelling voor het composteren weer toegenomen. Daarbij is er aandacht voor zowel de kleinschalige (met behulp van compostbakken enz.) als de grootschalige bereidingswijzen, waar in grote installaties de niet-composteerbare fracties afgescheiden worden (huisvuilscheiding). In dit verband wordt er gepleit voor gescheiden inzameling van het huisvuil, waardoor het composteren goedkoper kan geschieden.

In België wordt compost uit huisvuil gemaakt in Gent, Bilzen, Quesmes en Dendermonde. Ca. 8 % van de totale hoeveelheid huishoudelijk afval wordt gecomposteerd. In Gent wordt compost afgezet naar glastuinbouw (60 %), begonia-, aardbeienen bloemkoolteelt en in geringe mate naar tuinaanleg en druiventeelt.

In Nederland wordt grootschalige compostering vooral toegepast door de VAM te Wijster en te Mierlo. Daar wordt ca. 20 % van de 4—5 mln. t afvalstoffen die jaarlijks vrijkomen verzameld. De gemiddelde samenstelling van de VAM-compost is 35 % vocht, 18 % organische stof, 0,6 % stikstof, 0,6 % fosfaat, 0,2 % kaliumoxide, 1,5 % kalk, 0,3 % magnesiumoxide. De gehalten aan nutriënten, voedingsstoffen voor planten, zoals koper, en andere componenten zoals zware metalen (lood, cadmium, chroom) zijn sterk wisselend, maar in het algemeen laag. De koolstof-stikstofverhouding is 15:20. De compost wordt in verschillende kwaliteiten als bulkprodukt geleverd, maar is ook in kleinverpakking verkrijgbaar, o.a. als siertuincompost, rozenmest, biggecompost en potaarde.

Vanwege de prijs wordt VAM-compost in de landbouw weinig toegepast. Het grootste deel gaat naar de recreatiesector (sportvelden en parken) en naar de intensieve tuinbouw, waar tuinbouwcompost en veencompost (een mengsel van tuinturf en tuinbouwcompost) worden toegepast voor de voorziening van organische stof.

Een bijzonder soort compost is de champignonmest, een produkt dat ontstaat na composteren van paardemest (of mest van andere dieren), stro, ureum en gips en waarop in Nederland en België de champignoncultuur wordt bedreven. Tijdens de champignonteelt komt over deze compost de zgn. dekaarde (turfmolm, veen, mergel en zand). Na de teelt wordt dit mengsel verkocht onder de naam afgewerkte champignonmest.

Er bestaan verschillende composteringssystemen, die onderling verschillen in volgorde en uitvoering van de verwijdering van de niet-composteerbare componenten, de verkleining van de grove delen, de eigenlijke compostering, de zuivering en verpakking van de compost.

Bij het Van Maanensysteem, dat toegepast wordt in Wijster en Mierlo, wordt het afval onverkleind op metershoge hopen gestort. Na enige tijd worden deze hopen bij wijze van verluchting verplaatst en eventueel met water besproeid. Na een gistingsperiode van ca. tien maanden wordt het compost van de grovere reststoffen afgezeefd. Voor bepaalde toepassingen wordt het nog vermengd met turf of veengrond.

Het Dano-systeem, dat o.a wordt toegepast te Gent, is het meest verbreide composteringssysteem. Hierbij worden aërobe gisting en mechanische verkleining gecombineerd door het vuil te laten wentelen in een langzaam ronddraaiende, langwerpige trommel van zeer grote afmetingen. De bewerking in de trommel vraagt slechts 1-4 dagen, maar moet gevolgd worden door een narijping van enkele maanden. De afscheiding van de niet-composteerbare fractie kan zowel voor als na de gisting in de trommel gebeuren.

Het torensysteem, dat in vele varianten wordt toegepast, is een continu werkend composteringssysteem. Het vuil wordt verkleind in een hamermolen, magnetisch ontdaan van de ijzerfractie en boven in een toren gestort. Het vuil verblijft ca. een week in de toren, terwijl het langzaam naar beneden zakt. Uiteindelijk wordt het compost onderaan door vijzels afgevoerd. De benodigde lucht stijgt op in de toren door het schoorsteeneffect, meestal versterkt met behulp van ventilatoren.

Bij het raspsysteem, dat door de VAM ontwikkeld is, wordt het vuil fijngewreven in een rasp met zeefbodem, vervolgens magnetisch ontijzerd en daarna op hopen gestort, waar het gistingsproces plaatsvindt.

< >