type grasvegetatie dat kan voorkomen op onbemest hooiland op drassige of vochtige, voedselarme veengrond of venige zandgrond, soms op klei. De naam is afkomstig van de blauwgroenige indruk die veroorzaakt wordt door pijpestrootje, blauwe zegge en tandjesgras.
In herfst en winter staat het grondwater tot aan en soms boven het maaiveld. Blauwgrasland wordt eenmaal per jaar gemaaid (juli-aug.). Als gevolg van de voedselarme en vochtige bodem is de vegetatie niet eerder geschikt om gemaaid te worden. Na het maaien wordt soms nabeweid met schapen of jong vee. Voor betreding met melkvee is de bodem het grootste deel van het jaar te kwetsbaar, evenals voor het gebruik van zware machines.Blauwgrasland heeft een zeer soortenrijke vegetatie van zeggen, orchideeën (o.a. grote muggeorchis, moeraswespeorchis, harlekijn), enkele distels (Spaanse ruiter) en grassen. In deze vegetatie komt een rijke insektenfauna voor, waaronder vooral vlinders (o.a. grote en moerasparelmoervlinder, rode vuurvlinder). Daarnaast vindt een aantal vogelsoorten er een zeer geschikt biotoop (kwartel, kwartelkoning, kemphaan). Vroeger besloegen blauwgraslanden vele duizenden ha in Nederland. Door ontwatering en gebruik van kunstmest zijn zij vrijwel geheel omgezet in produktieve weide- en hooilanden. Slechts ongeveer 100 ha zijn ervan overgebleven.
In Vlaanderen komen restanten blauwgrasland voor in de Hagelandse Bossen. Met de blauwgraslanden verdween grotendeels ook hun vegetatie en de daarbij behorende gevarieerde insekten- en vogelfauna. Op de nieuw ontstane weilanden komen veel minder soorten voor, hoewel enkele soorten weidevogels juist in aantal toenemen mits het boerenwerk niet te intensief wordt (grutto, kievit, scholekster). Natuurbeschermingsinstanties proberen de laatste resten blauwgrasland te behouden. Dit kost veel moeite, doordat het grote problemen geeft in een geïsoleerd reservaat de benodigde hoge grondwaterstand te handhaven, terwijl deze in de omgeving veel lager is. Zo is de oorspronkelijke blauwgraslandvegetatie in het beekdalreservaat De Reitma in Drenthe door ontwatering van het omringende land sedert 1965 duidelijk veranderd.
Dit ondanks het aanbrengen van een leembekisting, die verdroging moest voorkomen. Ook is de inwaai van kunstmest vanaf het omringende cultuurland een probleem.