In de volksmond ‘het Paleis op de Dam’, in de wandeling afgekort als KPA. Het Koninklijk Paleis Amsterdam is een van de drie paleizen die de Staat aan de Koning ter beschikking stelt, en heeft vooral een representatieve functie.
Bij staatsbezoeken speelt het paleis een centrale rol, maar ook andere officiële ontvangsten vinden er plaats. In januari zijn in het paleis de nieuwjaarsontvangsten van de koningin, onder meer voor het corps diplomatique. Vaste evenementen zijn de uitreiking van de Erasmusprijs, de Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst, de Prins Claus Prijs en de Zilveren Anjer. Ook op koninklijke hoogtijdagen speelt het paleis een belangrijke rol, zoals bij inhuldigingen en huwelijken. Koningin Wilhelmina en koningin Juliana tekenden in het paleis hun ‘Acte van Abdicatie’. In 1949 werd in de Burgerzaal de soevereiniteitsoverdracht van Indonesië getekend.
De eerste Prins van Oranje in het Koninkrijk der Nederlanden, de latere koning Willem II, toonde er in 1816 zijn bruid aan de Amsterdamse bevolking; in 2002 werd in het paleis het huwelijk gevierd van de Prins van Oranje en prinses Máxima. Het paleis, oorspronkelijk gebouwd als raadhuis van Amsterdam, wordt gezien als een hoogtepunt in het werk van de Nederlandse architect en schilder Jacob van Campen (1595-1657), die ook betrokken was bij de herbouw van het Oude Hof (het huidige paleis Noordeinde) in 1640 en het ontwerp van de Oranjezaal van paleis Huis ten Bosch (1645). In 1648 kreeg Van Campen de opdracht tot de bouw van een nieuw Amsterdams stadhuis, naast de toen recent afgebrande Nieuwe Kerk op de Dam. Het gebouw werd in classicistische stijl gebouwd en volledig opgetrokken uit witte zandsteen. Het ingewikkelde decoratieprogramma is een tribuut aan de universele en hemelse vrede. Beeldhouwkunst en schilderkunst werden ingezet om de prominente plaats van Amsterdam in de wereld te benadrukken.
Vanaf 1655 werd het pand gefaseerd in gebruik genomen door de burgemeesters, schout, schepenen en ambtenaren van Amsterdam. Vele schilders en beeldhouwers werkten aan de verfraaiing van het paleis mee, naast Van Campen onder anderen Rembrandt van Rijn, Ferdinand Bol en beeldhouwer Artus Quellinus.Ruimten in het stadhuis waren in gebruik als bijvoorbeeld Vroedschapskamer, Burgemeesterskamer, Schepenenzaal (rechtbank), een cellencomplex en vergaderruimten voor de schutterij (Krijgsraadkamers), waar enige tijd ook Rembrandts Nachtwacht tussen de vele andere schuttersstukken hing. Belangrijkste ruimte in het stadhuis was de openbaar toegankelijke Burgerzaal, met in de vloer ingelegd een wereldkaart en een sterrenkaart; het centrum van het micro-universum. Geïnspireerd op het vloerontwerp werd in 1998 een tapijt ontworpen waarop het melkwegstelsel is te zien, en dat tijdens staatsbanketten en andere grote evenementen de vloer moet beschermen. Dit tapijt, dat een eerder kleed uit de tijd van koningin Wilhelmina verving, meet 600 m2 en werd ontworpen door de kunstenares Ria van Eyk. Al in 1768 werd aangetoond dat het raadhuis tevens geschikt was als paleis te fungeren. Stadhouder prins Willem V logeerde er toen enkele dagen en nam in de Burgerzaal deel aan een groots galabal. Na de Franse inval in 1795 bleef het stadhuis in gebruik bij de stad Amsterdam.
Twee jaar nadat zijn broer keizer Napoleon I hem in 1806 tot Koning van Holland had aangesteld, besloot koning Lodewijk echter dat Amsterdam zijn residentie en hoofdstad zou worden. Hij wees het raadhuis aan als paleis. Binnen een maand werd het stadhuis ontruimd; de gevangeniscellen op de begane grond werden omgebouwd tot koninklijke wijnkelder; het symbool van de Republiek en van burgerbestuur werd koninklijk paleis. Het gebouw werd volledig opnieuw ingericht met meubilair in empirestijl. Ook werd door Lodewijk het Koninklijk Museum, voorloper van het Rijksmuseum, in het paleis ondergebracht. In 1809 vond het eerste hofbal in de Burgerzaal plaats.
Overigens zou koning Lodewijk niet vaak en niet langdurig in het paleis verblijven. In 1810 deed hij troonsafstand en werd Holland ingelijfd bij het Franse keizerrijk. De Franse landvoogd, Charles François Lebrun, kreeg vervolgens van keizer Napoleon toestemming het paleis te gebruiken als ambtswoning. Amsterdam werd door Napoleon na Parijs en Rome bestempeld als de derde hoofdstad van het Franse rijk.
De keizer en de keizerin zelf logeerden in oktober 1811 gedurende twee weken in het paleis, waar ze audiënties verleenden en een bal gaven. Na de aftocht van de Fransen in 1813 hield Willem I twee dagen na zijn landing te Scheveningen zijn intocht in Amsterdam, en gaf zijn eerste audiëntie in het paleis. Kort daarna besloot hij het paleis terug te geven aan de stad. Na zijn inhuldiging zag Willem I echter het belang in van een verblijfplaats in de hoofdstad, hierin aangemoedigd door de Engelse gezant Clancarty. Prins Willem V, de vader van Willem I, had indertijd de banden met Amsterdam sterk verwaarloosd, waardoor hij als stadhouder machteloos stond tegenover Amsterdamse invloeden. Een paleis in de stad zou de relatie met Amsterdam kunnen versterken.
Het stadsbestuur van Amsterdam stelde het voormalige stadhuis op verzoek van de koning daarom opnieuw ter beschikking als paleis, met de afspraak dat Amsterdam hoofdstad bleef en de koninklijke familie ieder jaar enige tijd in het paleis zou doorbrengen. Deze traditionele jaarlijkse bezoeken, die in de praktijk niet langer dan enkele dagen duurden, zouden tot onder koningin Juliana voortduren. Het eigendom van het paleis leidde nog regelmatig tot discussie. In 1912 eiste de gemeenteraad het paleis weer voor de gemeente op, maar zag ervan af toen bleek dat het paleis noodzakelijk gerestaureerd moest worden, hetgeen hoge kosten met zich mee zou brengen. Het paleis werd pas in 1936 staatseigendom. Na de Tweede Wereldoorlog was het met name prinses Wilhelmina die vrij regelmatig in het paleis verbleef.
Het Koninklijk Paleis Amsterdam heeft in tegenstelling tot andere koninklijke paleizen geen tuin of hekken. Voor het beheer van het paleis is binnen de hofhouding de intendant verantwoordelijk. Het Paleis op de Dam is het enige in gebruik zijnde koninklijk paleis dat ook te bezichtigen is, een traditie die ook al onder koning Willem III bestond. Op de tijden dat de koningin en de leden van het Koninklijk Huis geen gebruik maken van het paleis, wordt het gebouw door de Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam opengesteld voor het publiek. Gebruikelijk is dat in de zomermaanden onder supervisie van de educatieve dienst van de stichting een tentoonstelling plaatsvindt over een aan het gebouw gerelateerd thema. Jaarlijks zijn ook de kunstwerken te bezichtigen die genomineerd zijn voor de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst. Het Koninklijk Paleis Amsterdam is virtueel te bezichtigen op www.koninklijkhuis.nl.