Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie A
- afsjouwen
- afslaan
- afslag
- afslager
- afslaven, zich
- afslechten
- afslepen
- afsloten
- afsloven
- afsluitdam
- afsluiten
- afsluiting
- afsmeken
- afsnauwen
- afsnijden
- afsnoeien
- afsnuiten
- afsnuitsel
- afsollen
- afspanen
- afspannen
- afspanning
- afspelen
- afspiegelen
- afspiegeling
- afsplijten
- afspoelen
- afspraak
- afspreken
- afspringen
- afstaan
- afstammeling
- afstammen
- afstamming
- afstand
- afstandswijzer
- afstappen
- afsteken
- afstel
- afstemmen
- afstempelen
- afsterven
- afstijgen
- afstoffen
- afstompen
- afstootijzer
- afstotende kracht
- afstraffen
- afstropen
- afstuderen
- afstuiten
- afsullen
- aftakelen
- aftakken
- aftands
- aftappen
- aftapper
- aftekenen
- aftelegraferen
- aftellen
- aftelversje
- afterdinner
- afternoon tea
- aftobben
- aftocht
- aftonnen
- aftrap
- aftrappen
- aftreden
- aftreding
- aftrek
- aftrekken
- aftrekker
- aftrekking
- aftreksel
- aftrektal
- aftroeven
- aftroggelen
- aftronen
- aftuigen
- afturen
- afvaardigen
- afvaart
- afval
- afvallen
- afvallig
- afvalplant
- afvaren
- afvegen
- afvergen
- afvissen
- afvloeien
- afvoer
- afvoeren
- afvorderen
- afvragen
- afvuren
- afwaarts
- afwachten
- afwachting