stempelde af, h. afgestempeld (1 door een stempel onbruikbaar maken, vernietigen; 2 ten einde stempelen; 3 van een stempel voorzien):
1. postzegels afstempelen, coupons afstempelen;
2. de beambte heeft al die brieven afgestempeld;
3. de broodbons afstempelen; nog: aandelen afstempelen, het maatschappelijk kapitaal van een N.V. verminderen door de nominale waarde der aandelen te verminderen.