1. in, van, uit, betreffende de hemel: de -e Vader; de -e glorie; -e deugd! uitroep ; kijken, met van gelukzaligheid stralende ogen. → geest, rijk. Tgst. → aards.
2. verheven: -e muziek.
3. heerlijk : het smaakt -.
Gepubliceerd op 30-06-2020
hemels
betekenis & definitie