I. (he•) tw.
1. om iemands opmerkzaamheid te wekken : –, jij daar, kom eens hier.
2. uiting van verwondering : –, vind je dat?
II. (he:) tw.
1. uiting van voldoening : –, heerlijk hier.
2. als verzoek om iets te herhalen : – wat zeg je?
3. als verzoek om bevestiging, instemming : mooi dat pakje, –?
III. (hɛ) tw. uiting van :
1. krachtinspanning, vermoeienis : –, wat is dat zwaar!
2. pijn : –, wat doet dat een zeer!
3. schrik : –, is dat een mens doen schrikken!
4. verademing : –, dat is een pak van mijn hart!
5. bewondering, verbazing : –, dat is wat mooi!
6. plezier : –, wat een pret!
7. teleurstelling : –, dat ’s een tegenvaller.
8. aansporing : – ja, – neen. Syn. toe.
IV. (he: of hɛ:) o. (he’s) uitroep he : langgerekte he’s gingen uit de menigte op.
