Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

element

betekenis & definitie

(elə’ment) o. (-en) [Fr. < Lat. elementum, d. i.]

I. Eig. grondstof nl.
1. Algm. een der hoofdstoffen, waaruit men zich vroeger de wereld opgebouwd dacht: de vier -en zijn, volgens → Empedokles, vuur, lucht, water en aarde.

Gez. de zee, de lucht is zijn -, daar houdt hij zich bij voorkeur op: iemands -, de omstandigheden, waarin hij zich het liefst geplaatst ziet of zich het best kan uiten; in zijn zijn, zich thuis voelen, op dreef zijn.

2. Scheik. elk der grondstoffen waartoe alle andere stoffen teruggebracht worden : houtskool, potlood en diamant is hetzelfde nl. koolstof, onder drie verschillende vormen; de -en worden verdeeld in metalen en metalloïden.

II. Metf. vormend bestanddeel nl.

1. een der samenstellende faktoren van iets : wind en regen zijn -en van het klimaat van een streek; de -en, het weer. → strijd.
2. persoon van een bepaalde soort, als bestanddeel van maatschappij, kring enz. : het demokratisch, militair -; vreemde -en; een slecht een dood -, iemand van wie geen invloed uitgaat.
3. elementen, grondbeginselen, grondslag : de -en van een wetenschap.

III. Metn. [oorspr. bestanddeel van een elektrische batterij] toestel waarin, door een scheikundige werking, elektrische stroom wordt opgewekt : een voor een zaklampje.

Ene. Er zijn natte en droge elementen (III)

1. Het nat element van Volta is een glazen vat met verdund zwavelzuur, waarin een koperplaat en een zinkplaat staan. De chemische werking van het zwavelzuur op de platen, verwekt de elektrische stroom, maar maakt met de tijd, het element onbruikbaar. Dit is niet het geval met een andere samenstelling (met chroomzuur, salpeterzuur enz.) bij de elementen van Leclanché, Grenet. Bunsen, Daniell enz.
2. Bij droge elementen wordt de vloeistof vervangen door een daarin gedrenkte brijachtige massa. Die elementen zijn geschikt voor zaklampen enz.

< >