I. m. [dor]
1. Eig. gevoel van behoefte naar drinken : een brandende, hevige -; hebben, voelen; de lessen, stillen; spuitwater om de te verslaan; van smoren, versmachten, zeer zware dorst hebben. → appel.
2. Metf. hevig verlangen : naar bloed, eer, goud, kennis, roem, schatten, wraak. Syn. → begeerte.
II. durfde. → durven.