Werkwoorden vervoegen
dorsen
Tegenwoordige tijd dorsen
Ik dors
Jij dorst
dors jij?
U dorst
Hij/Zij/Het dorst
Wij dorsen
Jullie dorsen
Zij dorsen
Verleden tijd van dorsen
Ik dorste
Jij/U dorste
Hij/Zij/Het dorste
Wij dorsten
Jullie dorsten
Zij dorsten
Voltooid deelwoord van dorsen
gedorst
Tegenwoordig deelwoord van dorsen
dorsend
dorsten
Tegenwoordige tijd dorsen
Ik dorst
Jij dorst
dorst jij?
U dorst
Hij/Zij/Het dorst
Wij dorsten
Jullie dorsten
Zij dorsten
Verleden tijd van dorsen
Ik dorstte
Jij/U dorstte
Hij/Zij/Het dorstte
Wij dorstten
Jullie dorstten
Zij dorstten
Voltooid deelwoord van dorsen
gedorst
Tegenwoordig deelwoord van dorsen
dorstend
durven
Tegenwoordige tijd dorsen
Ik durf
Jij durft
durf jij?
U durft
Hij/Zij/Het durft
Wij durven
Jullie durven
Zij durven
Verleden tijd van dorsen
Ik dorst
Jij/U dorst
Hij/Zij/Het dorst
Wij dorsten
Jullie dorsten
Zij dorsten
Voltooid deelwoord van dorsen
gedurfd
Tegenwoordig deelwoord van dorsen
durvend