Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

drinken

betekenis & definitie

I. (dronk, heeft gedronken)

1. een vloeistof door de mond in zich opnemen: bier, water, wijn een kopje tee -; eten en -. ➝ dronk, meug.
2. in zich opnemen om in de behoefte aan vocht te voorzien: de plant drinkt dauw en regen.
3. een dronk wijden aan: (op) iemands gezondheid, heil, welzijn of op iemand -; op de goede uitslag van een onderneming -.
4. door drinken in een bepaalde toestand brengen: zich dronken -.
5. door drinken tot stand brengen: de vrede werd gedronken. ➝ broederschap.
6. door drinken over zich brengen: zich een roes -.
7. alkoholhoudende dranken gebruiken: aan het

gaan, geraken, zijn; - en klinken. ➝ tafel.

8. misbruik maken van alkoholhoudende dranken: hij drinkt. ➝ ketter, tempelier.
9. door de zintuigen in zich opnemen: ’t oor bezwijk’ van klank te -.

II. o. drank(en): lekker eten en -.

< >