('durvən) (dorst en durfde, heeft gedurfd)
1. de moed hebben iets te doen : zij had graag meer willen vragen, maar dorst niet; als je het durft te ondernemen. Syn. onderstaan, onderwinden (zich), vermeten (zich), verstouten (zich), wagen.
2. voor zijn verantwoording nemen : ik durf het beweren, te zeggen.