('boeiən) (boeide, heeft geboeid)
1. in boeien sluiten, aan boeien leggen : in een kerker geboeid liggen. Syn. → binden.
2. van de vrijheid beroven : in liefdestrikken geboeid. → tong.
3. dwingen op een plaats te blijven : de koorts had hem aan zijn bed geboeid.
4. door liefde aan elkaar verbinden : de meester had hem aan zich weten te -.
5. geheel in beslag nemen : zijn toehoorders -; iemands aandacht -.
6. Scheep st. het boord van een vaartuig, met opstaande zijplanken verhogen : een hoog geboeid schip.