Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 29-06-2020

binden

betekenis & definitie

('bindәn) (bond, heeft gebonden)

1. vastmaken met touw, kettingen, rijs enz.: een pakje -; een gevangene -; koren aan schoven -. ➝ arm, duivel, hand, hart. Syn. boeien, ketenen, kluisteren, koppelen. Tgst. ➝ losbinden.
2. verenigen: de vriendschap bindt.
3. verhinderen vrij te handelen: mijn belofte bindt mij; ik ben aan huis gebonden.
4. opleggen: zich aan voorwaarden laten -.
5. in scheikundige verbinding houden: waterstof bindt zuurstof.
6. door bijmenging van iets, dikker maken; de soep -.
7. door binden vervaardigen: bezems uit rijs -.
8. een band leggen om: boeken -.

< >