Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

België

betekenis & definitie

(’belgiə) o. [land der Belgen] koninkrijk in Europa. Hoofdstad : Brussel.

I. AARDRIJKSKUNDIG1. Oppervlakte,
30 488 km2. Lengte der kust 67 km.
2. Bodemgesteldheid.

Laag-België, tot 100 m, met als laagste punt 2 m in de polder bij Veurne, gaat ongeveer tot aan de lijn Kemmelberg (151 m) Kluisberg (141) Pellenberg (110) St.-Pietersberg (123).

Daarop volgt het heuvelige Midden-België 100-200 m.

De Ardennen, boven 200 m, vormen een ingesneden plateau; Hoog-België heeft als hoogste punt bij Botrange, ten oosten van de Baraque Michel, 692 m.

3. Klimaat.

Temperatuur, gemiddelde + 9,5° C. (Ukkel); laagste 29,8° (bij Vielsalm); hoogste + 37° (Turnhout). Vorstdagen, jaarlijks : 50 aan de kust, 134 in de Ardennen. Regenval, jaarlijks : 675 mm aan de kust, 1500 op de Baraque Michel. Regendagen, jaarlijks : 195. Sneeuwdagen, jaarlijks : 17 (gemiddelde voor het land), 30 in de Ardennen. Hoofdrichting der winden : zuidwest en west.

4. Delfstoffenrijk.

Steenkolen (Vlaams steenkolenbekken en Waals steenkolenbekken), hardsteen of arduin, kalksteen, straatkeien, marmer, leem.

5. Plantenrijk.
43 % van het land is bouwland, 27 % is grasland, 18 % bos, 12 % woest, vooral in het noorden der Kempen en in de Ardennen. Men vindt in België 1,5 % van de bekende plantensoorten.
6. Dierenrijk.
2,5 % van de bekende diersoorten, waaronder 68 soorten van zoogdieren, 320 soorten van vogels.
7. Bevolking.
8 798 000 inw. 293 per km2, 4,5 miljoen Vlamingen, 3,5 miljoen Walen. De Vlaamse provincies, behalve Limburg, hebben ieder meer dan 1 miljoen inw. Ook Henegouwen heeft een bevolking van meer dan 1 miljoen inw. Van de inwoners van België spreken 60 % Nederlands. →: AANWAS DER BEVOLKING. →: GEBOORTEN.
8. Middelen van bestaan. Landbouw (graan, aardappelen, vlas) en tuinbouw. Nijverheid, vooral metaalnijverheid, steenkolenindustrie, textielnijverheid, transportbedrijf, chemische industrie, voedings- en genotmiddelenbedrijven. 9. Godsdienst.

Naar schatting (er bestaan geen statistieken over) zijner ± 7 000 000 katolieken, ofschoon velen, in de grote steden, niet meer aan godsdienst doen ; 45 000 Joden ; 20 000 protestanten.

10. Bestuur.

Konstitutionele monarchie. De wetgevende macht berust bij de Koning, de Kamer van Volksvertegenwoordigers (202 leden) en de Senaat (167 leden); de uitvoerende macht bij de Koning, die ze uitoefent door zijn verantwoordelijke ministers.

11. Kolonie.

→: Belgisch-Kongo.

II. GESCHIEDKUNDIG (sedert 1830 ; voor de vroegere geschiedenis →: Nederlanden)

1. Vóór de Eerste Wereldoorlog.

Na de →: Belgische Opstand van 1830 herleefden, onder de regering van LEOPOLD I (1831-1865) nijverheid en handel. In 1835 werd de spoorweg Brussel-Mechelen, de eerste op het vasteland, ingehuldigd. De Franse avonturiers, die 1848 aan de grenzen verschenen om een opstand te verwekken, werden dadelijk door de troepen verstrooid. Tot 1846 waren gemengde ministeries (katolieken en liberalen) aan het bewind. In laatstgenoemd jaar kwamen de liberalen (o. a. ROGIER, FRÈRE-ORBAN) aan het roer en bleven aan tot 1870, behalve in het tijdperk 1855-1857 (katolieken).

In 1859 deed een niet ongegronde vrees voor de annexatieplannen van Napoleon III tot uitbreiding der vestingwerken van Antwerpen besluiten ; in 1860 werden de oktrooien (belastingen aan de ingang der steden) opgeheven; 1863 de Scheldetollen afgekocht (LAMBERMONT). In 1865 volgde LEOPOLD II zijn vader op. Zijn regering was die van een groot vorst. Van 1870 tot 1878 hadden de katolieken de meerderheid in de Kamers. Toen de liberalen weder de bovenhand behaalden, regelden zij, door de schoolwet van 1879 (ongelukswet), het onderwijs in antikristelijke zin en braken 1880 de diplomatieke betrekkingen met de H. Stoel af, wat zoveel tegenstand verwekte dat de katolieken in 1884 weder aan het bewind kwamen.

Het ministerie MALOUJACOBSWOESTE herstelde dadelijk de betrekkingen met het Vatikaan en deed een nieuwe schoolwet stemmen. In 1886 traden de socialisten op, tegenover welke zich de kristen-demokraten stelden. Het ministerie BEERNAERT (1884-1894) belastte BRIALMONT met de verdediging der Maas-linie. voerde de grondwetsherziening (1893) door en bracht een reeks sociale wetten tot stand. In 1895 werd een ministerie van Arbeid geschapen. De wet van 1898 stelde het Nederlands, althans teoretisch op gelijke voet met het Frans. Het evenredig stemrecht, dat het ministerie VAN DE PEEREBOOM tevergeefs had trachten in te voeren, werd onder DE SMET DE NAEYER 1899 aangenomen.

Een socialistische opstand in 1902 werd onderdrukt. Het ministerie SCHOLLAERT (sinds 1907) richtte de burgerwacht weder in en bracht de onderhandelingen tot inlijving van de Kongostaat (1908) en de persoonlijke militaire dienstplicht tot een goed einde. Door de dood van ’s konings zoon Leopold 1869, was de troonopvolging op de nakomelingschap van ’s konings broeder Filips, Graaf van Vlaanderen, overgegaan. Diens oudste zoon Boudewijn overleed 1891, zodat zijn broeder Albert, bij de dood van Leopold II 1909 koning werd. Onder de regering van ALBERT brak 1914 de Eerste →: Wereldoorlog uit.

Koningen van België

1. Leopold I 1831
2. Leopold II < 1 1865
3. Albert < kleinzoon van 1 1909
4. Leopold III < 3 1934
5. Boudewijn 1951

De lste koning, Leopold I,de jongste zoon van hertog Frans van Saksen-Koburg, trad in het huwelijk met LouisaMaria, dochter van koning Lodewijk Filips van Frankrijk ; de 2de koning, Leopold II, zoon van Leopold I, huwde met Maria Henrica, aartshertogin van Oostenrijk ; de 3de koning, Albert, kleinzoon van Leopold I, nam tot gemalin Elisabeth, hertogin van Beieren ; de 4de koning, Leopold III, zoon van Albert, huwde met Astrid, prinses van Zweden (f) en later met M. L. Baels (prinses van Bethy) ; de 5de koning is Boudewijn, zoon van Leopold III.

2. Eerste Wereldoorlog 1914-1918.

Op 4 aug. omstreeks 8 uur trokken de Duitsers onder VON BÜLOW over de Belgische grens. Ze slaagden er in tussen de forten van Luik (LEMAN) door te dringen (nacht 5-6 aug.) en in de morgen van 7 aug. de stad te bezetten. Op 16 aug. werden de twee laatste forten tot overgave gedwongen. Enkele dagen later vielen ook de forten van Namen, waardoor de Duitsers de gehele Maas-linie in handen kregen. Na het voorhoedegevecht van Halen, trokken de Duitsers, 20 aug. Brussel binnen.

Koning Albert en de regering hadden, met het leger, de wijk genomen naar Antwerpen, dat zich 9 okt. moest overgeven. Het leger ontkwam voor het grootste gedeelte, naar het westen, waar het aan de IJzer stand hield. Fransen en Engelsen kwamen te laat om te redden. Behalve de uithoek achter de IJzer, bleef het land tot aan het einde van de oorlog door de Duitsers bezet. De Belgische regering (minister-president: DE BROQUEVILLE) had ondertussen haar zetel naar LE HAVRE verplaatst. Goeverneurs-generaal van België waren achtereenvolgens : VON DER GOLTZ, sinds nov. 1914 VON BISSING, na diens dood 1917 VON FALKENHAUSEN.

De Gentse universiteit werd vernederlandst (okt. 1916) en de administratieve scheiding 1917 ingevoerd. De 22 nov. 1918 hield koning Albert zijn plechtige intocht in Brussel.

3. Na de Eerste Wereldoorlog.

België verkreeg door het vredesverdrag van Versailles, een geldelijke vergoeding, een gedeelte van Duits-OostAfrika en de distrikten Eupen en Malmédy. Het zei de in 1839 vastgestelde neutraliteit op, sloot met Frankrijk een militair verbond (1920) en verleende steun bij de Ruhr-bezetting. Ten gevolge van de nieuwe verkiezingen met enkelvoudig stemrecht op 21 jaar, verloor de katolieke partij de volstrekte meerderheid, die zij sedert 1884 had bezeten. Na de oorlog hadden tot 1921 drieledige ministeries van katolieken, socialisten en liberalen het bestuur in handen. Van dat jaar af regeerden de katolieken met de liberalen samen. Het grote ekonomische vraagstuk was de stabilizatie van de frank.

Na een vergeefse poging van het demokratisch ministerie POULLET (1925) werd ze door het ministerie JASPAR (met FRANCQUI aan Financiën) 1927 doorgevoerd. De herziening der traktaten van 1839 met Nederland (waarbij o. a. Antwerpen een kanaal naar de Moerdijk zou krijgen) is nog niet tot een goed einde gebracht. In 1930 werd het eeuwfeest van ‘s lands onafhankelijkheid gevierd. Hetzelfde jaar huwde prinses MARIE JOSÉ met kroonprins UMBERTO van Italië, werd de universiteit te Gent vernederlandst en bracht prinses ASTRID prins BOUDEWIJN, de eerste zoon van Leopold (III), ter wereld. De ministeries JASPAR (1926-1931), RENKIN (1931), DE BROQUEVILLE (19321934) en THEUNIS (1934-1935) trachtten de financiële toestand te verbeteren.

België nam 1929 deel aan de besprekingen te Oslo voor het totstandbrengen van een ekonomische unie met Luxemburg, Nederland en de Skandinavische Landen, en ontwierp 1932 te Ouchy, een verdrag met Nederland tot vermindering der handelsbelemmeringen tussen beide landen. Hetzelfde jaar werden lager en middelbaar onderwijs in Vlaanderen geheel vernederlandst. Koning Albert verongelukte 1934 en werd opgevolgd door zijn zoon LEOPOLD III. In 1935 werd, naar aanleiding van het honderdjarig bestaan (1930) van het land, te Brussel op de Heizel, een wereldtentoonstelling gehouden. In dat jaar kwam, het eerst na 1921, weer een driepartijenministerie (katolieken, socialisten, liberalen) aan het bewind met als minister-president VAN ZEELAND. De 29ste aug. verongelukte koningin ASTRID bij Küssnacht.

Na de verkiezingen in 1936, waarbij de Rexisten veel zetels verwierven, kwam een tweede ministerie VAN ZEELAND tot stand dat veel deed voor het ekonomisch herstel van het land. De katolieken, die bij de verkiezingen de betrekkelijke meerderheid, die zij sedert de oorlog nog hadden, verloren, splitsten zich in een Katolieke Vlaamse Volkspartij en een Parti Social Catholique. Koning LEOPOLD verklaarde in 1936 dat België een zelfstandige neutraliteitspolitiek wil volgen, maar dat het land zijn eigen grenzen doelmatig moet kunnen verdedigen, wat verlenging van militaire dienst ten gevolge had. In de tijd tussen de twee Wereldoorlogen werden grote werken begonnen of voltooid o. a. uitbreiding der Antwerpse haven, verbreding van het kanaal Brussel-Charleroi, Albert Kanaal, Noord-Zuidverbinding te Brussel.

4. Sedert de Tweede Wereldoorlog.

Tijdens de Tweede →Wereldoorlog bezetten de Duitsers 1940 België. Koning LEOPOLD III bleef in het land en VON FALKENHAUSEN (2) werd militair goeverneur voor België en Noord-Frankrijk. De 7de juni 1944 werd LEOPOLD naar Duitsland ontvoerd. Na de verdrijving der Duitsers (Brussel werd 3 sept. 1944 bevrijd), kwam de regering PIERLOT uit Londen terug en werd prins KAREL tot regent verkozen. Nog dat jaar kwam de ls1e regering VAN ACKER aan het roer. Hieruit trokken zich de katolieken terug naar aanleiding van de koningskwestie.

Toen kwam er een 2de regering VAN ACKER, bestaande uit linkse elementen (socialisten, kommunisten, liberalen). Deze deed een wet stemmen die ’s Konings terugkeer afhankelijk maakt van een beslissing van het parlement. Bij de verkiezingen 1946 behaalde de Christelijk Sociale Volkspartij (C. V. P.), de voortzetting van de vroegere Katolieke Partij, het grootste aantal zetels. Toen vormde K.

HUYSMANS nog een linkse regering die het echter niet lang uithield. In 1947 volgde SPAAK hem op met een C. V. P.-socialistische regering. Op ekonomisch gebied is België een der landen, die zich het snelst herstellen van de nadelige gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. In 1944 werd te Londen een doeaneovereenkomst tussen België-Luxemburg en Nederland (Benelux) gesloten, die langzamerhand tot een tolverbond zal leiden.

Die overeenkomst werd in 1947 door het parlement geratificeerd. In 1946 werd ook een Raad van State ingesteld.

< >