Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

balkon (bal'kon) o. (—s), ~ balk]

betekenis & definitie

I. Eig. uitstek op een verdieping van een → huis, meestal door een console gedragen.

II. Metf.

1. benedenloges in een → schouwburg, het dichtst bij het toneel of een rij zitplaatsen vóór de eerste loges.
2. open gedeelte voor en achter aan tram- of spoorwagens waar reizigers kunnen staan : op het van de → elektrische tram blijven staan; voor-, achterbalkon; een met zeven staanplaatsen.

< >