('a:n) (viel aan. aangevallen)
A. (is) ONZ.
1. Eig. beginnen te strijden : op de vijand -.
2. Metf. met graagte beginnen te eten om er volop gebruik van te maken : de uitaehongerden vielen op de spijzen aan. Syn. → aangrijpen
B. (heeft) BEDR.
I. Eig. gewelddadig aantasten : de vijand -
II. Metf.
1. met woorden of in geschrifte krachtig aanpakken : een persoon, partij, stelling -
2. W. g. hevig aandoen, aantasten.