eene Baronnij of Heerlijkheid, in het Westlijkste gedeelte van Staats-Brabant, een eigendom, onder de Oppermagt der Algemeene Staaten, van den Stadhouder der Veréénigde Nederlanden, als Prinse van Oranje. Zij bestaat uit verscheiden Polders, onder verscheiden benaamingen, en uit eene Stad van den gemelden naam. ’t Een en ander legt in het Noordlijk gedeelte van het Markgraafschap van Bergen op den Zoom. De gezamentlijke Polders, welke de Stad omringen, beslaan eene uitgebreidheid van ongeveer drie uuren gaans in de lengte, en van één uur gaans in de breedte.
Van ouds was Steenbergen eene vermaarde Koopstad, uit welke men, op Engeland en Deenemarke, sterken handel dreef. Ook was zij toenmaals ongelijk grooter dan tegenwoordig; beslaande, naar men wil, de tegenwoordige slegts het tiende gedeelte van de uitgebreidheid, welke zij in haaren bloeienden staat bezat. Een zwaare Brand, in den Jaare 1365 voorgevallen, leide genoegzaam de geheele Stad in koolen, en was oorzaak, vermits veele inwooners van have en goederen beroofd wierden, dat de Koophandel, de bron van hunnen welvaart, zedert van daar verleid wierdt. Zedert herbouwd zijnde, leedt Steenbergen, nu en dan, vijandelijke aanvallen, vooral geduurende de Spaansche beroerten, en wisselde daar door, etlijke maalen, van eigenaar.
In den jaare 1577 viel zij den Staatschen Veldheer, den Heer van CHAMPAGNEI, in handen, naa dat dezelve de Hoogduitsche bezetting daar uit verdreeven hadt. Zes jaaren laater gebeurde, niet verre van de Stad, een hevig gevegt, tusschen den Hertog VAN PARMA en den Maarschalk VAN BIRON.
In den Jaare 1583 verzekerden zich de Spaanschen, door verrassing, van het Stedeken. Een aantal Soldaaten, van de bezettinge van Breda, zich in boerengewaas gestoken hebbende, raakten ’er, onder die gedaante, binnen, en persten den Stedelingen een aanzienlijk rantsoengeld af. Zeven jaaren daar naa wierdt ’er Prins MAURITS meester van, en bleef voorts Steenbergen in de magt der Staatschen, tot in den Jaare 1622, wanneer het, naa een kort beleg, aan LOUIS DE VELASCO bij verdrag overging. Van nieuws kwam de Stad in de magt der Staaten in den Jaare 1629, en is zedert daar in gebleeven.
Steenbergen, hoewel klein, is vrij wel versterkt. In den Wal, die slegts een vierendeel uurs in zijnen omtrek haalt, leggen zes Bolwerken, die omringd worden van eene wijde en diepe Graft, die haar water uit den Stroom de Vliet ontvangt. Voorts heeft men ’er twee Ravelijnen en eene Kontrescharp, en buiten dezelve een Kroon- en een Hoornwerk. Voorts zijn in den Wal twee Poorten, de Waterpoort en de Kruis- of Oostpoort. Aan den Zuidkant der Stad, alwaar zij voor deezen meerder uitgebreidheid hadt, ontmoet men, in den grond, nog zeer zwaare fondamenten, en daar boven de Overblijfzels van eene pragtige Poort, eertijds de Woudsche, thans de Oude Poort genaamd.
Het Stadhuis is van een zonderling maakzel, meest naar de Gothische bouworde hellende. Het is voorzien van vier Torens, die, waarschijnlijk, ter verdeediginge der Stad gebouwd wierden. Van soortgelijk eene bouworde is ook het huis van den Kommandeur, die het bevel over de Krijgsbezetting voert.
De Kerk der Hervormden, eertijds aan den H. SERVAAS toegewijd, vertoont niet veel bijzonders; twee Leeraars verrigten in dezelve den predikdienst: zij staan onder de Klassis van Tholen en Bergen op den Zoom. De Regeering bestaat uit Drossaard, eenen Burgemeester, zes Schepenen en Sekretaris. De Prins Erffstadhouder, als Heer van Steenbergen en onderhoorige Landen, geniet hier verscheiden zeer aanzienlijke Voorregten; ook zijn de inkomsten niet gering. Alle de Regeeringsampten worden door hem begeeven. Tot het beroepen van eenen Predikant, moet de Kerkenraad aan hem verlof vraagen, en vervolgens om goedkeuring, naa dat het beroep geschied is. Hij bezit de Tienden van alle de Landen der Heerlijkheid, welke gerekend worden, ruim twintigduizend guldens te bedraagen. Doch uit deeze somme moet hij de Predikanten, Kosters en Schoolmeesters besoldigen. Tot het invorderen deezer inkomsten houdt de Heer eenen Rentmeester te Steenbergen, welke daar van den eenëntwintigsten penning trekt. Voorts heeft ’er de Raad van Staate eenen Ontvanger van de Gemeene Lands Lasten, en de Admiraliteit op de Maaze eenige bedienden tot het heden der inkoomende en uitgaande regten.