is eene vergadering van gevolmagtigde Afgevaardigden, uit zeven Oppermagtige en naauw verbondene Landschappen, tot het waarneemen en handhaven van het gemeene belang der Bondgenooten. Wij zeggen zeven Oppermagtige, om dat men de VEREENIGDE NEDERLANDEN niet moet aanmerken als verscheidene Landschappen, staande onder ééne Oppermacht, zo als verscheiden Uit- en Inlandschen zig t’ onrecht verbeelden; onderstellende voorts, dat de Oppermacht der Algemeene Staaten in dit aanzienlijk Lichaam zoude geplaatst zijn; daar, in tegendeel, de Oppermacht of Souvereiniteit van ieder Landschap op zig zelve bestaat. Ook zijn de Algemeene Staaten niet het eerste en voornaamste Lid van Staat, zo als men, in ’t zogenaamde, Publiek Gebed, en andere Schriften van dien tijd, verkeerd gesteld vind.
WAGENAAR, in zijne Vaderlandsche Historie, VlIl. Deel, bl. 335. tekent de geschillen aan, die ’er ontstaan zijn over het aanmaatigen van dit gezag door de Algemeene Staaten, bij den dood van WILLEM DEN EERSTEN. Zelfs Mannen van naam hebben gestild, in het beschrijven van ’t gezag deezer Afgevaardigden, zo als, op ’t Art. AMBASSADEURS, zal getoond worden.De vergadering der Algemeene Staaten, kwam, in de eerste opkomst van deezen Vereenigden Staat, niet bij een, dan wanneer zij daar toe in het bijzonder beschreven werd; hetwelk, onder de laatste Graaflijke Regeering, zeer zeldzaam geschiedde, dewijl PHILIPS DE TWEEDE, om zijne onbepaalde heerschzucht te voldoen, dit genoegzaam geheel verbood. Ten tijde van LEICESTER’S Landvoogdijschap, stond het bijeen roepen aan die Vergaderinge aan den Raad van Staate, die toen, om het roer der Regeeringe naar eigen zinnelijkheid te wenden, de Algemeene Staaten, meestijds, onbeschreven liet; welk gedrag van deezen Dwingeland den Staat ten hoogsten mishaagde.
Zij vertrokken, op den 15 Maij 1588, om die rede, van Delft naar den Haag, om hun misnoegen te kennen te geeven; begeerende, even als ze te vooren (1585), te Middelburg, daar na te Utrecht, en sedert te Delft waren vergaderd geweest, wederom bijeen te koomen. Nogthans was ’er, verscheiden |aaren daarna, nog geene vaste Vergadering der Algemeene Staaten bepaald, zo als men in het gemelde Publiek Gebed aangehaald Pp 2 vindt. Zekerder is het, dat de Afgevaardigden hunne Vergaderingen of Bijeenkomsten, van tijd tot tijd, hebben afgebroken, en wel tot in het Jaar 1593. Zedert dien tijd, of in het gemelde Jaar, heeft die Vergadering, allengskens, de gedaante van eene altooszittende Raadsvergadering aangenoomen, onder den naam van de Algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden, welke zij vertoonen; zijnde, door de Staaten van Holland, in den Haage, aan hen het recht van Grondgebruik verleend. En ofschoon, aan de Afgevaardigden der Algemeene Staaten, bij alle openbaare gelegenheden, de voorrang gegeeven word, moet men, echter, niet denken, dat die van Holland iets het minste van ’t Oppergezag, of de eere daar aan verknocht, afstaan, die hun alleen in hunne Provintie toekomt. Het getal deezer Afgevaardigden is niet bepaald; elke Provintie mag naar goedvinden, het getal vermeerderen of verminderen, mids zij de onkosten, daar op loopende, draage. Maar hoe groot het getal ook zij, zij hebben te zamen niet meer dan ééne stem; en dus zijn ’er, in het geheel, zo veele stemmen als Provintien, namelijk zeven, hoewel het getal der Afgevaardigden in deeze Vergadering meestal tusschen de veertig en vijftig beloopt.
De plaats, alwaar deeze luisterrijke vergadering haare bijeenkomsten houd, is, op het oude Hof der Hollandsche Graaven, in eene lange Kamer, voorzien met drie Deuren, en versierd met de beeltenissen der vijf Stadhouderen; het vertrek heeft gemeenschap met de zogenaamde Treves-Kamer. In deeze vergaderzaal staat eene lange Tafel, met een groen Kleed overdekt, en omringd met Stoelen zonder armen, mede met groen Laken overtrokken, uitgezonderd die des Stadhouders, die met groen Fluweel bekleed, en met konstig gesmeedene armen versierd is. De rang der zittinge is die der Provintien, hebbende aan het hoofd den Stadhouder.
De tijd der bijeenkomden is onafgebrooken, dat is, geduurende het gantsche Jaar, zonder Vacantien te houden; toornende zelfs de leden des Zondags buitengewoon bijeen, doorgaans des morgens om elf uuren, of zo als de President goedvind de vergadering te beleggen. Ieder Provintie is op haare beurt, voor eene week, de voorzittende; wordende de Presidentsplaats bekleed door den eersten in den rang haarer Afgevaardigden: hij aanvaard dien post des Zondag ’s nachts om twaalf uuren, tot agt dagen daarna op ’t zelfde uur. Die deze waardigheid bekleed, ontvangt de Brieven van de buitenhuidsche Staatsdienaaren, (Ministers) de Memorien der vreemde Afgezanten, de Verzoekschrifi ten van bijzondere Persoonen of Collegien, en meer andere schriftelijke Vertoogen, die hij aan de Leden der vergaderinge, door den Griffier, doet voorleezen. De Provintien, of liever de Leden der vergaderinge, worden hier op verzogt, zig gereed te maaken tot het geeven van hunne stemmen: dit, met de grootste vrijheid van gevoelen, verricht zijnde, besluit de Voorzitter met de meerderheid, uitgenomen in zaaken, die éénpaarigheid van stemmen eischen,als van Oorlog en Vrede, Belastingen, en andere zaken; en ingevalle door de meerderheid, in dergelijke gevallen, word doorgedrongen, handelt men tegen de grondwetten van den Lande;en behouden dan ook de overstemden het recht van Protesteering, en recht van Eisch, om hun gedaan Protest te doen aantekenen. Indien, evenwel, het gevoelen, bij de meerderheid van stemmen uitgebragt, met dat der voorzittende Provintie strijdt, of de President, om deeze of geene redenen, zwaarigheid maakt om te besluiten, heeft hij vrijheid, zijne plaats te verlaaten.en dezelve aftestaan aan den President van de volgende week, of nog vroeger, aan den geenen, die geene zwaarigheid maakt, het besluit op te maaken; welke dan ook het beslootene uitspreekt, en in de Registers van Staat doet aantekenen.
Indien ’er zaaken voorhanden zijn, waaromtrent men, bij meerderheid, door den President, in de week zijner voorzittinge, niet kan tot een besluit komen, kan hij zijne plaats aan eenen zijner mede Afgevaardigden afstaan; en zo deze weigerig is, het besluit ten uitvoer te brengen, of liever, de zaak te doen besluiten, gaat de rang van voorzitting tot eene andere Provintie over; ’t welk eene spoediger afdoening van zaaken geeft, dan wel anders. Langzamer gaan de Algemeene Staaten te werk, in zaaken van meerder belang, en waar toe de algemeene toestemming vereischt wordt: welke langduurigheid van besluit ook doorgaans van de grootste en beste zekerheid, tot welzijn van Land en Volk, vergezeld gaat, en aan de Ingezeetenen meestal de grootste stoffe van goedkeuring geeft. Deeze langzaame raadsbesluiten moeten toegeschreeven worden aan de bepaalingen der gevaardigden.die, eer zij tot gewigtige zaaken konnen stemmen, het goedvinden hunner Zenders moeten afwachten, ’t welk aan hen niet wordt bekend gemaakt, voor en aleer de Staaten hunner Provintie beschreeven, vergaderd en algemeen tot een besluit gekoomen zijn: het welk, zo als men ligt begrijpt, veeltijd vereischt. Dit in ’t oog houdende, ziet men hoe onbezonnen veeltijds de drift is van veele Landzaaten, als hun belang, ’t zij wettig of onwettig, een spoedig besluit begeert; nog onbezonnener is dusdanig eene begeerte, als men, daar en boven, in aanmerking neemt, dat ’er in de Provinciën zijn zes en vijftig Steden, welker toestemming, benevens die der Ridderschap en verdere Leden van Staat, vereischt word. Behalven de vertraaging der besluiten van den Staat, hier uit noodzaaklijk ontstaande, ziet men, nog boven dit alles, niet zelden, dat de uitheemsche Staatsdienaars zig deeze vertraging weeten ten nutte te maaken, met bij deeze of geene Leden te bewerken, dat men nog langer draale, of tot genoegen van hunne Meesters besluite; het geen veelmaals ’s Lands Vaderen kragtig belet om tot besluit te kunnen koomen.
De waare bepaaling van de magt der Algemeene Staaten, kan gevoeglijk onder de volgende hoofden gebragt worden:
I. Zij konnen Vrede maaken, noch Oorlog aanvangen, zonder de algemeene toestemming der bijzondere Provintien.
II. Zonder die zelfde algemeene toestemming, konnen zij geen Krijgsvolk werven, of schatting heffen.
III. Met de verbintenissen tusschen den Staat en Uitheemsche Mogendheden, en zaaken van dergelijk aanbelang, is het eveneens geleegen.
IV. De Algemeene Staaten mogen Wetten maaken, die tot nut der Vereenigde Landen strekken; doch dezelve zijn van geene kracht, dan in die Provintien, die dezelve hebben aangenomen. Ten voorbeelde kan strekken, het vermaarde Dordsche Sijnode,dat in Friesland niet is aangenomen.
V. De Wetten en Vaststellingen, die met algemeene goedkeuring der bijzondere Provintien gemaakt: zijn, konnen door de Algemeene Staaten niet wederom verbroken worden.
VI. De Staaten der bijzondere Provintien hebben sommige voorrechten uitdrukkelijk aan zig behouden.
Onaangezien deeze bepaalingen van hun gezag, is dit luisterrijk Lichaam, in veele opzigten, uitsteekend. Want,
I. word op hunnen naam over Vrede en Oorlog gehandeld.
II. De Kapitein-Generaal, en mindere Krijgsbevelhebbers, doen den Eed aan de Algemeene Staaten.
III. In tijden van Oorlog zenden zij, uit hunne Vergadering, of uit den Raad van Staate, eenige Afgevaardigden te Velde, die, nevens de Legerhoofden, raadpleegen, en de Oppermngt der zeven Landen in het Leger verbeelden, zonder welker toestemming de Stadhouder, als Kapïtein-Generaal, geen slag leveren, geene plaats belegeren, noch eenige onderneeming van belang doen kan. Deeze Afgevaardigden te Velde genieten, ieder, zeventig Guldens daags; voor hunne verblijfplaats staat een Lijfwacht te voet en te paard, en uitgaande, worden zij met Piek en Vaandel begroet. IV. Op naam der Algemeene Staaten, word een algemeen Veldheer of Kapitein-Generaal aangesteld; zelfs beweerden (volgens AITZEMA) de Staaten van Holland, dat men, tot de aanstelling van eenen Veld-Marschalk, niet koomen kon, dan met toestemming van alle de bijzondere Provintien.
V. In tijden van Oorlog bezorgen zij de Brieven van vrijwaaringe.
VI. Worden door hun geregeld, de rechten op de uitgaande en inkoomende Goederen.
VII Zonden de Algemeene Staaten voorheen hunne Afgevaardigden in de Vergaderingen der Oost- en Westindische Maatschappijen, ter opneeming van de Jaarlijksche Rekeningen; doch dewijl dit veele kosten aan die Maatschappijen veroorzaakte, verzochten en verkreegen dezelve, in het Jaar 1723, vrijheid om jaarlijks hunne Afgevaardigden naar den Haag te zenden, om hunne Rekeningen, met Gecommitteerden van hunne Hoogmoogenden te sluiten. Ook bezorgen zij, ten VIII. verscheiden zaaken, de Munt betreffende; als het verkiezen van den Generaalen Muntmeester , en het regelen van de waarde van het Geld.
IX. Word het aandeel der algemeene Lasten, van ieder Provintie, door de Ontvangers van de Generaliteit ingevorderd.
Ook worden, ten X. de geschillen, die somtijds onder de Provintien ontstaan, meestijds door de Algemeene Staaten, bij weege van bemiddelinge en in der minne, afgedaan; doch niet, dan na alvoorens door partijen ’er toe verzogt te zijn, en zonder daar in eenig gezag te gebruiken, of te mogen gebruiken. Een bewijs van onmin, daar door ontstaan, vindt men aangetekend onder ’t Art. ERNST SICCO VAN AILVA. XI. In de aangewonnen Landen, buiten de zeven Provintien, hebben de Algemeene Staaten de opperste Magt, en uit hoofde van die, stellen zij ’er de Overheden der Steden en Bevelhebbers der sterke Plaatzen aan; ook begeeven zij ’er veele aanzienlijke Ampten.
Ook berust bij hun , ten XII. de magt tot het benoemen van verscheiden bijzondere kommissiën, uit de Leden hunner vergadering: sommigen wegens Buitenlandsche zaaken; anderen over de Geldmiddelen; anderen om over Zeezaken te handelen; en wederom anderen, om de voorslagen van Vreemde Mogendheden te hooren en te ovenveegen.
Deze kommissiën bestaan uit negen Persoonen: één uit ieder Provincie, benevens den raadpensionaris van Holland, en den Griffier der Algemeene Staaten, die beide alle de kommissiën bijwoonen , en daarin een beslissende stem hebben. De Afgevaardigde wegens Gelderland zit in deeze kommissiën altijd voor. En eindelijk, ten XIII, zijn de Algemeene Staaten uitvoerders van de meeste Plakaaten, die zij, ten nutte van ’t gemeen, gemaakt hebben; iets, ’t welk aan deeze Vergadering geen kleinen luister bij zet. De Plakaaten, als wetten, gedrukt op bevel der Algemeene Staaten, worden door dezelven aan de bijzondere Provintien gezonden, met verzoek, die te doen afkondigen; waar na zij, voor de Ingezeetenen , eene verbindende kracht bezitten.
AlIerluisterrijkst vertoont zig het aanzien en gezag van H. H. M., in het aanstellen en ontvangen van Gezanten, en andere openbaare Staarsdienaaren. Schoon de Algemeene Staaten de Afgezanten benoemen en afzenden, behoort men, echter, in aanmerking te neemen, dat zulks niet willekeurig, maar op voorstel van bijzondere Provintien geschiedt; hebbende die van Holland, door den tijd, het voorrecht gehad om den Algemeenen Staaten een Ambassadeur aan het Fransche Hof, en die van Zeeland, gewoonlijk, een naar Engeland, voor te stellen: schoon men ook voorbeelden vind, dat andere Provintien Holland dit voorregt misgund hebben; (zie AITZEMA. in het XXXV. Boek.) Dus worden ook, door de Algemeene Staaten, ter bevordering van den Koophandel, Agenten en Consuls in de Buitenlandsche Kooplieden aangesteld. Zij regelen de wedden van alle deeze Staatsbedienden, en bestieren ai wat buiten ’s Lands, tot eere van van den Staat strekt. (Zie verder AMBASSADEURS en AGENTEN.)
Gewoonlijk heeft deeze Republiek een Ambassadeur aan ’t Hof van Frankrijk; een extraordinaris Envoyé en Plenipotentiaris aan dat van Spanje, en een Agent van den Koophandel te Madrid; een Ambassadeur te Constantinopole ; een extraordinaris Envoijé aan ’t Hof van Weenen; een extraordinaris Envoijé en Plenipotentiaris aan dat van Groot-Brittannie, en een Agent van den Staat te Londen; een Minister aan ’t Hof van Portugal; een extraordinaris Envoijé aan dat van Zweeden; een extraordinaris Envoijé en Plenipotentiaris aan ’t Hof van Berlijn; een Minister Plenipotentiaris aan ’t Hof van Warschouw; een Minister aan ’t Hof van Saxen; een extraordinaris Envoijé bij de drie Geestelijke Keurvorsten, mitsgaders bij de Opper- en Nederrijnsche en Westphaalsche Kreitzen; een Minister te Keulen; een extraordinaris Envoijé aan ’t Hof van Petersburg; een Minister op de Rijksvergadering te Regensburg; een extraordinaris Envoijé aan ’t Hof van Denemarken; een Legations Secretaris te Frankfort aan den Main; een Gedeputeerde van den Staat te Brussel; een Minister bij den. Neder-Saxischen Kreits te Hamburg ; een Commissaris te Elseneur; een Commissaris te Dantzig; een in het Graafschap Cornval, op de Kust van Monsbaij en Devon, in Engeland; een Konsul te Lisbon; een te Cadix, Port St. Marta, Port Roial; een te Gibraltar; een te Sevilie; een in de Corunha, waarneemende het Consulaat in ’t Rijk van Gallicie; een te Port Mahon; een te Cagliari; een te Mallaga, en de Havens op de Kust van Granada; een te Murcia, Alicanten en Grenada; een in Gallicic en Asturie; een te Barcelona; een te Trieste; een te Genua; een te Livorno; een Consul-Generaal in het Rijk van Napels; een Consul op Maltha; een te Salonica; een te Venetie; een te Smirna; een Consul-Generaal in den Kerklijken Staat te Rome; een in de Provintien langs de Zee, behoorende tot het Keizerrijk van Marokko, te Tetuan; een te Aleppo, op de Sijrische Kust, en over ’t Eiland Cijprus; een Consul te Algiers; een te Tunis; een te Tripoli; een te Salée; een te Bergen in Noorweegen; een op de Eilanden van Kanten; een op de Canarische Eilanden; een te Messina, en een te Palermo in Sicilie; een in Egijpte, te Alexandrie of Groot Kairo; een Directeur-Generaal over de Curasousche Eilanden; een Directeur-Generaal over de Noord en Zuidkust van Afrika; een Gouverneur van de Colonie van Berbice; een Ambassadeur in Noord-Amerika.
Daarentegen resideeren gewoonlijk, bij H. H. Moogende, een Minister Plenipotentiaris van ’t Hof van Rusland; een van ’t Hof van Spanje; een Ambassadeur van Frankrijk; een extraordinaris Ambassadeur Plenipotentiaris van ’t Hof van Engeland; een extraordinaris Envoijé van den Keizer; een van ’t Hof van Zweeden; een van Denemarken en Noorweegen; een Minister van Portugal; een Envoijé van den Koning van Pruissen; een Minister Plenipotentiaris van den Koning van beide Sicilien; een Envoijé van den Keurvorst van Hanover; een van den Markgraaf van Brandenburg Barenth; een Raad en Resident van den Bisschop en Prins van Luik; een Geheime Legations-Raad en Resident van de Hoven van Wuvtemburg, Hessen-Darmstad en Baden-Durlach; een Resident van den Koning van Groot-Brittannie, als Keurvorst van Brunsvijk Lunenburg; een Resident van de Keurvorsten van Beijeren, de Palts en Keulen; een Minister der Vereenigde Hansee Steden, Lubek, Bremen, Hamburg en Dantzig; een Legations Raad van den Hertog van Saxen Hilburghausen, als mede van ’t Hof van Coburg Saalfeld; een Consul Generaal van de Portugeesche Natie, in de zeven Provintien, resideerende te Amsteldam; een Hofraad en actueel Commissaris van zijne Poolsche, en een Hofraad van zijne Pruisische Majesteit; een Agent van den Koning van Sardinie; van den Palts-Graave aan den Rhijn; van den Hertog van Sultzbach; van den Hertog van Saxen Gotha; van den Landgraave van Hessen Kassel; van den Hertog van Holstein Gottorp; van Oost-Friesland en de Stad Emden; van den Bisschop van Luik; van de Rijksstad Aaken; van den Keurvorst van den Palts; van den Prins van Nassau Weilburg; van den Prins de la Tour en Taxis; van den Vorst van Waldek; van den Markgraave van Brandenburg Anfpach; een Agent en Raad van den Keurvorst van Trier; een Agent van den Hertog van Saxen Gotha en Altenburg; van den Vorst en Bisschop van Bamberg en Wurtzburg; een Raad en Agent van den Hertog van Wurtemburg; van den Hertog van Saxen-Weimar en Eijsenach; van de Hertogen van Saxen-Coburg en Meinungen; een Ambassadeur van Noord-Amerika.
De tijtel, die aan de Algemeene Staat en, volgens een besluit van den 7 Februarij 1653, in de Opschriften der Brieven, moet gegeeven worden, is, HOOG MOOGENDE HEEREN, MIJNE HEEREN, DE STAATEN GENERAAL DER VEREENIGDE NEDERLANDEN. In de aanspraaken genieten zij den naam van UWE HOOG MOOGENDEN. Ook word hun, van alle de Europische Vorsten, deeze Tijtel gegeeven, uitgenomen van den Koning van Spanje, die hen MIJNE HEEREN DE STAATEN GENERAAL noemt. LODEWIJK DE VIJFTIENDE was de eerste der Koningen van Frankrijk, die, na het sluiten van het drievoudig verbond, in den Jaare 1717, den Algemeene Staaten, door zijnen Afgezant, den Abt DU BOIS, den Tijtel van HOOG MOOGENDE HEEREN gaf.
Het Wapen der Algemeene Staaten, is, een Gouden steigerende Leeuw, op een rood Veld, houdende een Zwaard in den eenen, en een bondel van zeven Pijlen in den anderen Klaauw. Vóór den vermaarden Munsterschen Vrede, had de Leeuw eenen Hoed, het Zinnebeeld der Vrijheid, op het Hoofd; die nader, hand in een gouden Kroon, een teeken van Oppermagt, veranderd is. Onder het Wapenschild, dat met eene Koninglijke Kroon gedekt is, staat deeze Zinspreuk: Concordia Res Parvae Crescunt, d. i. Een dragt maakt Magt.
De Bedienden van de Algemeene Staaten, in den Haage, enz. zijn, de Griffier der Vergadering; een Kommies; een Agent van Hunne Hoog Mog.; de Hofmeester van den Staat; twee Kamerbewaarders ; twee Kommiessen ter Griffie; zestien Klerken ter Griffie ; een Kommissaris van H. H. Mog. uitheemsche Depeches ; een Postmeester der Generaliteit; een Secretaris der Cijffers van H. H. Mog.; een Patentmeester; drie Translateurs; vier Advocaten en acht Prokureurs; een Controlleur van de Boden en Posten; elf Booden, en verder de Provintiaale Kommiessen op bijzondere plaatzen.
Bij sommige gewigtige gelegenheden, wordt ’er eene buiten, gewoone Vergadering, van de Leden der Regeering uit de zeven Provintien, beschreeven, die, om dat dezelve zeer talrijk is, de Groote Vergadering genoemd wordt. Zulk eene beschrijving
vereischt de algemeene toestemming, en de punten, waarover gehandeld zal worden, moeten in orde gebragt,en in de Brieven van beschrijving gemeld worden. Zo lang zodanige Vergadering duurt, is dezelve in magt boven die der Algemeene Staaten, hoewel de daar op Afgevaardigden niets kunnen besluiten, zonder de toestemming hunner Provintien. Maar al wat op dezelve beslooten wordt, houdt men voor eene Grondwet van den Staat. In ’t geeven der stemmen, en in de wijze van Voorzitting, word dezelfde orde waargenomen, als in de gewoone Vergaderingen der Staaten. Gelijk door de gewoone Vergadering der Staaten, de oppermagt van de Staaten der zeven Vereenigde Landschappen luisterrijk vertoond wordt, dus zag men een zag veel aanzienlijker vertooning van die zelfde oppermagt, in de Groote Vergadering van het Jaar 1651.