De Nederlandsche Vorsten uit het Huis van Oostenrijk hadden wel eenen Admiraal, doch geene geregelde Zeemagt, en dus ook geene Admiraliteit. Maximiliaan gaf zijnen Admiraal magt, om eenen Luitenant-Admiraal en eenige Zee-Raaden aan te stellen.
Doch men vindt geene zekere blijken, of hij van die magt gebruik gemaakt, en zodanig Kollegie heeft opgerigt. De nadere Ordonnantie, door Keizer Karel den Vyfden, op de Zeevaart, meer dan vijftig Jaaren laater gemaakt, doet eerder denken, dat ’er, tot dien tijd toe, nog geen bijzonder Kollegie geweest is. Nadat Prins Willem uit Duitschland te rug gekeerd was, heeft hij, met den bijzonderen Raad, die hem, in ‘t Jaar 1573, toegevoegd was, en uit Negen Raadsheeren en Twee Secretarissen bestond, over de Zeevaart geraadpleegd. Ook was die Prins zedert aan het hoofd eener Vergaderinge van Gekommiteerde Raaden ter Admiraliteit, die geene vaste verblijfplaats had, maar doorgaans te Delft, aan ’s Vorsten Hof, bijeen kwam. In Zeeland, daar dezelve voor den Gouverneur en de Raaden van des Prinsen Luitenant-Admiraal gebracht werden, begon men, in October van het Jaar 1572, het eerst Licenten of Losgelden van de Uitgaande en Inkoomende Goederen te heffen, ‘t welk, in de Maand April van ‘t volgende Jaar, in Holland werd nagevolgd; in dat Jaar bragten zij op acht honderden vijftig duizend Guldens; terwijl de Gelei- en Verlof gelden, door alle de Vereenigde Nederlanden, naa de Gendsche Bevreediging, slegts ruim den millioen in ‘t Jaar bedroegen.
Merkelijk meer was ’er ingekoomen aan een Komptoir, door den Prins, met geheim verlof des Konings van Franrijk, in ‘t Jaar 1576, te Calais opgericht. Zijne Bedienden aldaar gedroegen zig als bijzondere Kooplieden, en gaven Brieven van verzekeringe, tegen de Hollandsche en Zeeuwsche Vrijbuiters, aan alle Scheepen, die door het Kanaal voeren. Voor den Prijs dier verzekeringe, trokken zij, van de Spaansche Nederlanders, van de Spanjaards en Italiaanen, tien; van de Portugeezen agt, en van de Franschen vijf ten honderd. Doch zedert de oprichting van dit Komptoir, kregen de Kaapers zo weinig Schepen in handen, dat zij, te zeer op Buit verlekkerd, eerlang geen acht meer gaven op deze Vrijgelei-Brieven; waar door de gelegenheid dan ook verliep, en dit middel, om Geld te bekomen, teffens te niet raakte. In ‘t Jaar 1608, toen de Admiraliteit op den tegenwoordigen voet in stand gebracht was, werden derzelver Inkomsten Jaarlijks op 17 a 18 Tonnen Gouds begroot.
Kort na het smartelijk en treffend overlijden van den Prinse van Oranje, stelden de Staaten van Holland, in ‘t Jaar 1585, eene nieuwe Instructie op, voor hunne Gekommiteerde Raaden ter Admiraliteit die toen, ‘t zij in den Haag of te Rotterdam, bijeen kwamen, en uit de afgezondenen der zes groote Hollandsche Steden bestonden. De Admiraal had daar in de eerste plaats, vervullende de openstaande, met voorkennis van de Staaten. In ‘t Jaar daar aan, stelde de nieuwe Landvoogd LEICESTER eenige nieuwe Kollegien ter Admiraliteit aan, voornamelijk in Noordholland, dat veel ongenoegen veroorzaakte: omdat de Admiraliteiten Provintiale Kollegien waren, volgens ‘t bijzonder goevinden der Staaten van ieder Provintie; en de Staaten de inkomende en uitgaande Rechten verhoogden of verlaagden, zonder daar op een eenparigen voet te houden. De Landvoogd, hoe zeer de Staaten begeerden, dit tot eenigheid te brengen, was onverzettelijk; doch de ongelegenheeden, die hier door daaglijks opkwamen, deeden de Algemeene Staaten besluiten, om alle de Kollegien van hun afhangelijk te maken; waarop dan, 1589, het Opper-Admiraliteits-Kollegie, bestaande uit Graaf Maurits, als Admiraal-Generaal, en zes Raaden, als twee uit Holland en Westfriesland, twee uit Zeeland, en twee uit Friesland, vernietigd werd.
Bij voorraad stelde men toen, alleen voor den tijd van een Jaar, vijf nieuwe Kollegien aan, die tot nog toe in weezen gebleven zijn; als drie in Holland, één in Zeeland, en één in Friesland. Het Kollegie van de Maas, dat, uit hoofde van de Oudheid, den Voorrang en Vlag boven de andere heeft, bestaat uit den President den Heere Prinse van Oranje, als Admiraal-Generaal, en uit twaalf Gecommiteerde Raaden: als twee wegens Gelderland, één wegens de Ridderschap van Holland, één van Dordrecht, één van Delft, één van Rotterdam, één van Gorinchem, één van Schiedam en Brielle, één van Utrecht, één van Friesland, en één wegens Overijssel. Deeze Raaden hebben in dit, noch in de andere Kollegien, geen bepaald getal van zittings Jaaren, hoewel, bij eenige, van drie tot drie Jaaren, schoon die van de Ridderschap, en ook van Zeeland, een meerder tijd van Jaaren zitten.
Het Edel Mogende Kollegie te Amsteldam, bestaande mede uit een gelijk getal van Leden, is het magtigste, door middel van de uitgebreidheid van den Handel en Scheepvaart dier Stad; beloopende de inkomende en uitgaande Regten, jaarlijks, meer dan in de vier andere Kollegien te zamen. Ook legt men dit Kollegie bijna een derde der buitegewoone onderstandgelden toe; gelijk, onder anderen, in ‘t Jaar 1701, geschiedde, wanneer de bijzondere Provinciën, aan dat van Amsterdam, tot de uitrusting eener Vloot, onder de Admiraalen Allemonde en Callenberg, 956000 Guldens moesten opbrengen. Holland betaalde hiertoe terstond 325000 Guldens, en Utrecht 10552 Guldens; doch van Gelderland, Groningen en Overijssel, was een geruimen tijd, na dat de Consenten gedragen waren, nog niets ingekomen; zo dat het Kollegie zig genoodzaakt vond, hunne Hoog Mogende, bij een Brief van den 22 Augustus van dat Jaar, te verzoeken, dat zij die Provintien, tot het opbrengen der ingewilligde onderstandgelden, geliefden aantemaanen.
Het Kollegie van ‘t Noorderkwartier verklaarde, in eenen Brief van den 10 Februarij 1702, dat de bijzondere Provintien nog niets ingebragt hadden tot eene buitengewone uitrusting ter Zee, die met Maart gereed moest zijn. Daarentegen draagt dit Kollegie ook, naar vereisch, wederom meer in de lasten, tot die buitengewoone Uitrustingen; ja, zelfs in tijd van Vreede, onderhoud het meer Schepen, dan de andere gezamentlijk. De Admiraliteit van Zeeland heeft negen leden, buiten den President, zijnde Zijne Hoogheid, de Heer Prins Willem de Vijfde, met wien het Kollegie van het Noorderkwartier uit twaalf, en dat van Friesland uit elf Leden bestaat.
Deeze Kollegien is het opzicht en de beveiliging van de Zee, van de Havens en Stroomen aanbevoolen, waar onder de Koophandel mede begrepen is. Tot goedmaking van de Kosten, dienen voornamelijk de Inkomende en Uitgaande Regten, op Schepen, Goederen, enz. welke Inkomsten, in tijden van Oorlog, of in buitengewone uitrustingen, veeltijds verhoogd worden. Dit zal te minder vreemd voorkomen, als men, volgens de onder staande Concept-Rekening, in aanmerking neemt, de zwaare kosten, die, op het uitrusten eener Vloot van dertig Schepen van Rang, met hun toebehooren, gewoonlijk dus bepaald worden.
Schepen Stukken Kanon Koppen.
1 60 550.
6 72 ieder 400 Koppen waar 2400.
onder begrepen twee Vlaggen 100.
7 94 325 2275.
17 54 270 4590.
2 24 120 240.
6 60 360
10515 Koppen.
Kosten op 10515 Man, voor 7 Maanden, tot 36 gl. ter M. ƒ 378540.
- voor de zes Branders ƒ 90000.
- 6 Fluiten, tot 2000 gl. per M., voorde Mondb. ƒ 84000.
- 3 Hoekers en 3 Galjoots, tot 1000 gl. ter Maand ƒ 42000.
- 2 Zieke Schepen ƒ 60000.
Onkosten aan een Fiskaal, Secretaris, Predikant, enz. ƒ 50000.
Gereed Geld voor 6000 Man, voor 75 dagen, à 1 o ft. daags ƒ 225000.
In ‘t geheel ƒ 929540.
In deeze Rekening is nog niet begreepen, het beloop der Schepen, met derzelver Zeilen, Staand en Lopend Wand, Geschut, enz.
De Penningen of Consent Gelden van de bijzondere Provintien, worden, door de Bestierders der Zeezaken, ontvangen, die verpligt zijn, daar van aan de Generaliteits-Rekenkamer verantwoording te doen. De Admiraliteits-Kollegien geeven vonnissen over ‘t verkorten van ’s Lands rechten. Indien hier in, door derzelver bedienden, eene Lijfstraffelijke misdaad begaan is, kan daar van niet geappelleerd worden; hoewel men, in geldzaaken, boven de zeshonderd guldens, binnen den tijd van vier maanden, herziening van het zelve, bij hunne Hoog Mog. mag verzoeken.
Ook hebben deeze Kollegien geenerhande Wetgeevende Magt, maar moeten zig gedragen naar de Plakaaten en Ordonnantiën, geëmaneerd bij de Staaten Generaal, welke zij, in zaaken van twijffeling, om oplossing moeten vragen; strekkende het Personeele Rechtsgebied der Admiraliteit zig alleen uit tot hunne bedienden. Dus oeffenen zij hunne magt over goederen, waar mede ‘s Lands rechten benadeeld zijn, welke, bij ontdekkinge, door de Kommiezen ter Recherge, worden aangehaald. Indien er ontdekt wordt, dat ’er bedrog gepleegd is, doet de Raad, op verzoek van den Advocaat Fiskaal, viermaalen agtereen, dagvaarden de zulken, die eenig recht op die goederen meenen te hebben. Indien ’er niemand verschijne, wordt, na ‘t overleggen van het Intendit, of den eisch van den Fiskaal, vonnis geveld. De verbeurdverklaaring der aangehaalde goederen heeft plaats, wanneer ’er meer dan een twaalfde gedeelte verzweegen is; doch indien ’er iemand verschijnt, die zig eigenaar stelt, en oordeelt dat de aanhaaling te onrecht geschied is, doet de Fiskaal eisch, en het geschil word, voor den Raad, door gewoone Advokaaten, bepleit. Wanneer ’er minder dan een twaalfde deel verzweegen is, word dat alleen verbeurd verklaard; moetende den aangeever alle de gevallene kosten betaalen, en zijne goederen op nieuws opgeeven.
De verkiezing van Admiraliteits-Raden geschied door de Steden, die recht hebben, Afgevaardigden in de Kollegien te zenden. De gekoorenen moeten den Eed van zuivering doen, en daarna den gewoonen Eed aan de Algemeene Staaten, waarbij zij belooven, zig naauwkeurig volgens de Instructie te zullen gedragen. De Traktementen der Officieren, onder de Kollegien behoorende, zijn zeer maatig.
Een Admiraal voor een bijzonder Kollegie trekt 3600 Gl., een Vice-Admiraal 2400 Gl., een Schout-bij-Nacht 1200 Gl., waarvan in Holland nog moeten betaalen, voor Amptgeld, de Adm. 540, de Vice-Adm. 360, en de Schoutbij-Nacht 180 bij de aanvaarding van hunne Atnpten. Een Kapitein Kommandeur heeft 750 Gl., een Kapitein 360, welke jaarwedden, te Amsteldam, alleen getrokken worden door de 18 oudste; trekkende de jongste niets, wanneer zij niet ter Zee gaan. Het voordeel der Kapiteinen bestaat meest in ‘t verzorgen van den Lijftocht of de mondbehoeften. De Kommandeur geniet 60 of 75 Gl. ‘s maands, indien hij als Kapitein-Luitenant aan boord van een Vlag-Officier dient; een Luitenant ’s maands 30 Gulden; een Schipper 24; een Opperstuurman 36; de andere Stuurlieden 30, de Kommandeur van de Soldaten 14; een Matroos 11; een Soldaat 10 Guldens.