een der Zeeuwsche Eilanden, doch onzeker van waar het deeze benaaming ontleend hebbe; het naast, van de geheele Provincie, aan Holland grenzende, als zijnde gelegen tegenover het Land van Goerée. De gedaante deezes Eilands is onregelmaatig, zijnde, aan de beide einden van deszelfs grootste lengte, breeder dan in het midden. De grootste lengte wordt begroot op vier en een half uur gaans, en de gemiddelde breedte op een klein uur gaans.
Behalven de Zeedijken, voornaamelijk aan den kant van de Schelde, van welke dit Eiland, aan de eene zijde, wordt bespoeld, zijn de Duinen de natuurlijke Voormuuren tegen de aanklotzende Golven en het geweld der Noordzee. Even als op verscheiden andere plaatzen in de Nederlanden, alwaar men Duinen aantreft, plagten dezelve, ook op het Eiland Schouwen, veel breeder te zijn. Door het afspoelen der Stranden van buiten, en het overstuiven der Duinen binnenwaarts, is deeze verzwakking veroorzaakt. Tegen de eerst gemelde oorzaak van verzwakkinge van den dierbaaren Voormuur heeft men zich niet in staat gevonden, eenig hulpmiddel ’t werk te stellen. De verstuiving, hoewel men haar niet volkomen heeft kunnen meester worden, heeft men merkelijk doen verminderen, door het stellen van Rijsschuttingen en het planten van Helm. Hier door heeft men aan den drijvenden grond eenige vastheid weeten te geeven. Van hier dat dit werk, door daar toe gestelde Opzieners, zeer zorgvuldig wordt gade geslagen. Al van ouds wierden deeze Duinen bewoond van een heirleger van Konijnen: zo dat, reeds in den jaare 1593, de Boeren klaagden, dat hun te velde staande Koorn door dezelve verslonden wierdt. Het uitsluitend regt, om in de Duinen op het Wild te mogen jaagen, wordt, van tijd tot tijd, verpagt. Een ander middel, om het afspoelen van het Eiland te voorkoomen, bestaat in het leggen van Zeedijken. Met veel oordeel zijn dezelve aangeleid: aan den buitenkant vlak en langzaam afloopende, om alzo de kragt der aanrollende en afloopende golven te gemaklijker te breeken. Dewijl, evenwel, zonder de noodige voorzorge daar tegen, door het geduurig spoelen van het water, de aarde los en zeewaarts zoude gesleept worden, tragt men zulks te voorkoomen, door den voet met Rijs, Steenen en Paalwerk te beslaan, en den hellenden grond met Kramwerken van Stroo te dekken.
Binnen den eigenlijken Zeedijk ontmoet men, op verscheiden plaatzen, Binnendijken, elders Slaapers, hier meest Inlaagen genoemd. Zij dienen tot waarborgen tegen het gevaar van doorbraaken, waar mede de Buitendijk gedreigd wordt, door Grondbraaken of Vallen, van welke men hier menigvuldige maalen de droevige ervarenis gehad heeft. Deeze Vallen of Grondbraaken worden veroorzaakt, door de sterke Eb en Vloed, die, door de Plaaten en Zandbanken, tegen den Dijk worden gedreeven, en voorts den grond ondermijnen. De meeste Dijkvallen gebeuren bij laag water, als wanneer de ondermijnde grond, aan het water geenen steun hebbende, instort, en eene diepte, zomtijds van verscheiden Vademen, in de plaats laat.
Schouwen mag onder de vrugtbaare Eilanden van Zeeland geteld worden. Tot allerlei Graangewas is de grond, op zommige plaatzen, zeer geschikt, terwijl men elders vrugtbaare Weilanden aantreft. Men roemt de vette Paling, welke, aan verschillende oorden, in diepe Weelen of Putten wordt gevangen. Langs den Duinkant ontmoet men rijklijk geboomte, ’t welk ’er zeer weelig tiert. Zo bekwaam is aldaar de grond, tot het voeden van Houtgewas, dat men ’er, volgens geloofwaardige aantekeningen, eertijds Eikenboomen vondt, die voor honderd en nog meer Gulders verkogt wierden. In de oorden, ten platten Lande, alwaar men geen of weinig geboomte vindt, en het Land niet behoeft gemest te worden, hebben de Opgezeetenen de gewoonte, van de Mest van hun Vee zich tot brandstoffe te bedienen. Zij vormen dezelve, door afsteeken, in de gedaante van Turven, en stapelen ze op luchtige hoopen om te droogen.
Van ouds plagt het Eiland Schouwen in zes deelen verdeeld te worden. In gevolge der herhaalde afspoelingen, telt men ’er tegenwoordig niet meer dan vier deelen: Post-Ambagt; het Zuider-Vierdedeel, ook wel Kerkwerve genaamd; het Ooster-Vierdedeel; het Wester-Vierdedeel. Men heeft ’er niet meer dan twee Steden, Brouwershaven en Zierikzee. De Dorpen zijn de volgende: Zuidland, Reigerskerk, Onze Vrouw op Zee, Duivendijk, Welland, Seroskerke, Haamstede, Burgt en Burgtsluis, ’t Huis Kraijestein, Renesse en ’t Huis Mourmont, Oudendijk, Leliendaal, Ellemeer, Elkerzee, Vrijedorp, Armoeder-Heek, Klaus Kinderenkerk, Westerschouwen, Dreijschoor, Zonnemeer, Noordgouwe, Kapelle en ‘t Huis Zwaanenburg, Nieuwerkerk, Ouderkerk, Vianen, Oosterland, en ’t Slot Oosterstein, Heer-Jansland, Bruinesse of Oost-Duivveland.
De meeste van deeze Dorpen worden op bijzondere Artikelen, in ons Woordenboek, beschreeven. Wij merken hier nog aan, dat Schouwen met Duiveland thans zo naauw is verbonden, dat zij, schoon oorspronklijk afzonderlijke Eilanden, slegts één Eiland schijnen uit te maaken.
Zie HALMA, en Tegenw. Staat van Zeeland.