Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

DORPEN

betekenis & definitie

eene benaaming, afgeleid van de ouden Terpen, die, zo als wij elders hebben aangetoond, opgeworpene hooge aardheuvels waren, waarop de eerste bewooners dezer Landen zig ter nederzetten, hunne huizen of hutten bouwden om zig voor het Zeewater te beveiligen. Ook hadden deze Dorpen of Terpen den naam van wijkplaats; en van daar is ’t, dat veele Dorpen als nog hooger leggen, dan het vlakke land.

Schoon ’er ook gevonden worden, die deze naamsafleiding ontkennen, en tusschen Dorpen en Terpen een onderscheid willen gemaakt hebben, en daar aan een gantsch anderen oorsprong toeschrijven, stemmen met ons gezegde de meeste Nederlandsche Schrijvers overeen. Vóór de groote aanwas der Steden waren verscheiden Dorpen veel meer in aanzien; en uit de lijst der leveringe van manschappen en vaartuigen, ten tijde der eerste Graaven, is dit gevoeg optemaaken. De opgezeetenen van sommige Dorpen, onder Rhijnland en andere districten behoorende, bezaten zelfs het voorregt, om in Leiden enz. niet bekommerd te mogen worden. Ja zelfs werden voorheen eenige Hollandsche Dorpen, zo wel als de Steden, ter Dagvaart beschreeven, om mede te stemmen in de gevorderd wordende Graavelijke Beden; dat, echter, op het einde der Regeering van Keizer KAREL DEN V, zo wel als van de kleine Steden, in onbruik geraakt is. In 1533 werden die van Waterland nog mede ter Dagvaart beschreeven.

< >