SCHELDE, (De) eene vermaarde Rivier, welke een gedeelte der Nederlanden, met naame van Zeeland, doorstroomt. Haar oorsprong is in Pikardie, in den berg [i]St.
Marten[/i], niet verre van de Stad Gatelet. Voorbij Kamerijk loopt zij door Henegouwen, en besproeit, benevens Bouchain, ook de Stad Valenchien, omtrent welke zij den stroom Ronnelle ontvangt, en bevaarbaar begint te worden. Niet verre van daar een groot Eiland geformeerd hebbende, ontvangt zij, bij Condé, de rivier Ham, loopt daar mede voort tot in Vlaanderen, vermengt zich wijders, niet verre van Mortagne, met de wateren van de Scharpe; en Doornik, Oudenaarden en Gend besproeit hebbende, wordt zij met de wateren van de Lis vermeerderd. Thans schijnt de Schelde tot haare eerste bron te willen wederkeeren, dewijl zij eenen anderen loop aanneemende, na Dendermonde te rug stroomt. Nabij Rupelmonde, vallen de Dender, de Demer, de Stenne en de Rupelle in dezelve. Daar mede voort stroomende, scheidt zij Brabant van Vlaanderen, loopt voorbij Antwerpen, omringt een gedeelte dier Stad, en formeert, drie of vier mijlen beneden dezelve, eene fraaie haven. Bij de kleine Stad Zandvliet verdeelt zij zich in twee Armen.
De eerste Arm, zich westwaarts strekkende, wordt de Wester-Schelde of de Hont genaamd; hij scheidt Vlaanderen van Zeeland, loopt voorbij Vlissingen door de Wielingen, en valt aldaar in de Noordzee. De andere Arm, de Ooster-Schelde, of ook wel blootelijk de Schelde genaamd, loopt, tusschen Brabant en het verdronken gedeelte van Zuidbeveland, door de enge Kanaalen van Karmvliet en den Agger, voorbij Burgvliet en Bergen op den Zoom, tusschen het Land van Tholen en Zuidbeveland, ten Oosten van de Eilanden Wolfaartsdijk, Oost- en Noordbeveland, en ten Westen van de Eilanden Duiveland en Schouwen, door den Roompot, (waarschijnlijk naar eene aloude Romeinsche Sterkte dus genaamd) en ontlast zich, eindelijk, door het Veersche Gat, insgelijks in de Noordzee.