hier door verstaat men den grond, op welken wij woonen, en waar uit wij door konst en arbeid ons voedzel trekken. Holland, zegt Veldenaar, in zijn Kronijk, is Broekland ende Waterig - de Aarde is, tot sommige lieden, zeer herde Vruchtbaar. - Ende tot veel steden ist morich. Waar op Boxhorn heeft aangetekend, dat zeer herde Vruchtbaar eene uitdrukking was, in de oude spraak des Lands, betekenende zeer Vruchtbaar. - Ende tot veel steden ist morich, dat is moerachtig, slikerich: Mor beduidde bij de Ouden slic. d. i. slickerig: waarnaar zodanige Landen in Braband, en elders, Moeren, en sommige plaatzen, als 's Gravenmoer, Moerkerken, genoemd zijn. Veldenaar leert ons dus, met weinige woorden, dat de Aarde op deeze en geene plaatzen verschillende is.
Om hier van eenige bijzonderheden te melden, zullen wij, eerst, de Aarde, in ieder Provintie, in haare verscheidenheid voorstellen, en daarna het onderscheid op eene en de zelfde plaats aanwijzen.
In de Provintie Gelderland, is de Aarde zeer vruchtbaar, tot het voortbrengen van Graan en Boomvruchten. In de Betuwe vind men dezelve doorgaans bekwamer tot het weiden van Vee; en in de Veluwe is de grond meer hei- en zandachtig, en dus schraaler en minder vrugtbaar.
Holland heeft, behalven den grond, welke Graanen, Moeskruiden, Boomooft, Vlas, Hennip, Meekrap, Riet, Gras, Pottebakkers- en Plateelbakkers Aarde voortbrengt, eene menigte Veengronden; doch deze laatste vind men meest in Amstelland, Rhijnland, Delf- en Schieland; welke gronden of Veenen meestal groote streeken Lands beslaan, die goede Turf voortbrengen; waar van, op ‘t woord Turf, nader zal gesproken worden. - Voor ‘t overige noemt men Holland, met recht, een laag Land, ten aanzien van deszelfs aangrenzende Landen, dewijl het doorgaans zeer laag en drassig is, en wel zo laag, dat het, zonder de beschutting van dijken en kaden, niet alleen meestendeels onder water zou leggen, maar, buiten die hulpmiddelen, een onbewoonbaare Moeras zijn.
In Zeeland is de grond, of Aarde, doorgaans bij uitsteekendheid goed; zijnde meestendeels vet, magtig en kleiagtig, mild in ‘t voortbrengen van veele schoone en kostelijke vrugten. - Inzonderheid spant, door deszelfs vochtigheid, het Teelland, in deze Provintie, de kroon; en de Weilanden zijn ’er mede zeer goed. - Bijzonder is ’er echter de Derri of Darink; zijnde
een zoon van sulferachtige en ziltige Moer, of Aarde, die door de Zee opgeworpen, en zomtijds voortgespoeld, onder de Klei ligt; waar van men oudtijds niet alleen Turf plagt te maaken, maar uit welker Asch, besprengd met Zeewater, men ook een zuiver en wit Zout, Zel of Zilzout, wist te stooken, ‘t welk door gantsch Nederland gebruikt werd. - Zie van deeze Moer of Zelneering, ‘t Art. ZELNEERING.
Friesland heeft mede zeer onderscheidene zoorten van gronden, als:
I. Zavelagtige zagte aarde, die men meest langs den Zeekant binnendijks vind; waaromtrent is aangemerkt, dat hoe laater de Landen worden ingedijkt, hoe zachter Aarde zij uitleveren: geevende echter bekwame bouwlanden.
II. Zwaare Kleigrond, die niet alleen zeer goed is tot bouwlanden, maar ook tot goede weilanden.
III. Moerachtige Aarde, die gewoonlijk ligt, voos en zwartachtig is. Wel droog gehouden wordende, is dezelve goed tot weilanden, schoon niet zo goed voedzel verschaffende, als de zwaare Kleigronden.
IV. Zandgrond; deezen vind men in de Zuidelijkte deelen der Provintie en dient meest tot Bouwlanden.
V. Veengrond; deeze is van tweederlei zoort, of alleen zulke, die beneden in den grond legt, en van daar opgebaggerd word, om tot Turf bereid te worden. (Zie ‘t Art. Turf en Veenen.)
De grond van Utrecht verschilt mede aan verscheiden oorden; digt aan Amstelland en Rhijnland, bestaat dezelve, grootendeels, uit Poelen, Plassen en Veengronden; doch beoosten en bezuiden de Stad Utrecht, en naar den kant van Montfoort, ontmoet men taai en vet Kleiland, ‘t welk Tarwe, Rogge, Haver en Garst welig voortbrengt. Naar den kant van ‘t Gooiland, is de grond hoog en heïachtig, en tegen de Veluwe meest broekachtig, dat is, een Zandgrond, die vogtig en vrugtbaar is. Ook vind men, in deeze Provintie, een bijzonder zoort van Veenen, Rheensche Veenen genaamd, die Jaarlijks mede veel Turf uit leveren. (Zie Turf en Veenen.)
Deeze verschillende Gronden, die niet alleen, in deeze en geene Provintien of Landstreeken, onderscheiden zijn, maar zelfs, gelijk blijken zal, op eene en de zelfde plaats in onderscheidene beddingen gevonden worden, verdeelt men in vier hoofdzoorten, die ieder in haare bijzoorten onderscheiden zijn, als:
- KLEIJ, in beste klei, blaauwe klei, fijne klei, grove klei, katte klei, oker klei en Mergel.
- ZAND, in Blaauw zand, Fijn zand, Geel zand, Geestzand, Grof zand, Heizand, Okerzand, Bruijn Okerzand, Oehrzand, Schraalzand, Welzand, Zand en Keitjes, Zwart zand.
- VEEN, Bestveen, Slegtveen, Heiveen, Zandigveen, Darrijveen, Molligveen.
- AARDE, gemengde Zandaarde, Zwarte aarde, gemengde Klei en Zand, Klei en Veen, Klei en Darij, Aarde en Water.
Dat nu veele van deeze stoffen op ééne plaats gevonden worden, hiervan zal ons Amsteldam eene proeve opleveren, die genoeg zal zijn, om ons gezegde te bevestigen; schoon anders de beddingen der Duinen en Veenen hier van ten bewijze zouden kunnen dienen, en het ook zullen doen, wanneer wij dezelven ieder op hunne Artikels beschrijven.
In ‘t Jaar 1605, werd, te Amsteldam, in ‘t Oudemannenhuis, door Pieter Pieters Ente, een put geboord, ter diepte van 232 voeten, en daar in, volgens deeze ondergaande Tafel, de onderscheidene zoorten van Aarde gevonden.
TAFEL TAFEL
Aanwijzende den voortgang, welke op elken dag in het booren van deze put gemaakt is. Die de onderscheidene beddingen der Aarde aanwijst.
Voeten Voeten
Den 16 Julij, Donderdag 54 Gehoogde Tuinaarde 7
Den 17 Julij, Vrijdag 22 Darrij en Veen 9
Den 18 Julij, Zaterdag 14 Weeke klei 9
Den 19 Julij, Zondag 12 Zand 8
Den 20 Julij, Maandag 27 Aarde 4
Den 21 Julij, Dingsdag 16 Klei tamelijk hard 10
Den 22 Julij, Woensdag 14 Aarde 4
Den 23 Julij, Donderdag 10 Zand, daar Amsteldam meest
op gegrond en geheid wordt 10
Den 24 Julij, Vrijdag 11 Heel blaauwe Klei 2
Den 25 Julij, Zaterdag 9 Heel wit Zand 4
Den 27 Julij, Maandag 1 Zavel of droge Aarde 5
Den 28 Julij, Dingsdag 10 Mollem, of Spons Aarde 1
Den 29 Julij, Woensdag 5 Zand 14
Den 30 Julij, Donderdag 3 Zand met Klei gemengd 5
Den 31 Julij, Vrijdag 6 Zand gemengd met hair
en schelpen 36
Den 1 August. Zaterdag 5 Harde Klei 66
Den 3 August. Maandag 4 Zand, zomtijds vermengd
met kleine steentjes 5
Den 4 August. Dingsdag 3
Den 5 August. Woensdag 2 Zand 29
Den 6 August. Donderdag 3
Den 7 August. Vrijdag 1
Dagen 21 Voeten 232 Voeten 232
Zie daar, door eenen arbeid van 21 dagen, gekomen ter diepte van 232 voeten, daar in gevorderd, naar maatce de boor, door de meerdere of mindere vastheid der stoffen, meer of minder tegenstand vond, en onder dien arbeid ontdekt de aangewezene beddingen, mede tot het getal van 232 voeten, waar van de Harde Klei en ‘t Zand het meeste gedeelte uitmaakten; al hetwelk ons dus kan leeren, uit welke stoffen onze Aarde bestaat.