Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HAAMSTEDE

betekenis & definitie

een Dorp, Heerlijkheid en Slot, in het Eiland Schouwen, in Zeeland, naauwlijks een kwartier uurs van de Heerlijkheid van Burg, is het vermaaklijkste Dorp van het geheele Eiland, door het verschiet van fraaie gezigten van Duinen, Koornlanden, Grasrijke Weiden, Geboomte en wat verder het oog kan streelen. Dit bewoog Keizer KAREL DEN V, in het jaar 1540, om hier een bezoek afteleggen.

De Kerk, die in het midden van het Dorp staat, heeft, buiten de Steden, haars gelijke in fraaiheid, in de gantsche Provintie niet. In het jaar 1500 sloeg dezelven, door den blixem, in brand, doch zij werd, weinige Jaaren daar na, veel heerlijker opgebouwd. Ook is dit het eenigste Dorp van dit Eiland, dat straaten heeft. Een weinig bezijden het Dorp, staat een Gast- en Ziekenhuis. Een weinig verder vind men eenige Meestoven; en aan de andere zijde een schoon huis, waar in de Regtkamer van Haamstede en West-Schouwen gehouden werd. Naar den Duinkant legt het Slot Haamstede, voor het welk een ruim plein is, geschikt tot een Koormnarkt.

Het Slot zelfs is, van ouds, een aanzienlijk Kasteel geweest, en nog heden met een muur en graft omringd. Volgens BOXHORN, zou het wel vier honderd Jaaren de verblijfplaats der Edelen van Haastede geweest en, in het Jaar 1525, grootendeels, door de vlamme verteerd zijn. De Heer JACOB VAN DEN EINDE, heeft het, in het Jaar 1608, doen herbouwen. De oude gedaante vind men bij SMALLEGANGE afgebeeld. In het Jaar 1679 en 1681, is het zelve nog merkelijk verbeterd, en daar na, door den Heer MOGGE VAN HAAMSTEDE, in dien fraaien staat gebragt, waar in het tegenwoordig is. Buiten dit Slot, is ’er nog een Huis, met een ronden Tooren, Filippenburg genaamd, dat ook van hoogen ouderdom is, en eertijds een Slot schijnt geweest te zijn; hebbende, nog voor weinige Jaaren, behoord aan den Heer IMAN DE JONGE. Deeze Heerlijkheid van HAAMSTEDE behoorde, voorheen, aan het Geslacht van RENESSE. In het Jaar 1299, werd dezelve, nog bij het leven van JAN VAN RENESSE, zoon van COSTYN, door Graaf JAN, zoon van FLORIS DEN V, geschonken aan zijnen natuurlijken broeder, WITTE VAN HOLLAND VAN HAAMSTEDE, dien FLORIS, na voorafgaande trouwbelofte, geteeld had bij de dogter van JAN DEN VII, Heer van Heusder. In het Jaar 1341 werd deeze Heerlijkheid, door Graaf WILLEM VAN HENEGOUWEN, om de getrouwe diensten, door FREDRIK VAN HAAMSTEDE, zoon van WITTE, en zijne vooroudeis, hem gedaan, tot een Gaanderij verhoeven, en aan FREDRIK, daarenboven, veele goederen gegeeven, om zijnen staat te konnen voeren.

Zedert hebben de Heeeren van HAAMSTEDE den eertijtel van Baanderheeren gevoerd. Na dat de Heerlijkheid, meer dan anderhalve Eeuw, in het Geslacht van WITTE VAN HAAMSTEDE geweest was, is zij, onder de Regeering van FHILIPS VAN BOURGONDIEN, in het Jaar 1454, wederom aan de Graaflijkheid gekoomen, uit kracht van zeker vonnis of uitspraak, bij deszelfs zoon KAREL, Graave van Charlois, tegen FLORIS en ARENT VAN HAAMSTEDE, over het verkorten van ’s Graaven Regten en het pleegen van geweld, uitgesproken; waar bij alle de goederen van HAAMSTEDE, zo roerende als onroerende, in Zeeland leggende, verbeurd verklaard werden: nogthans met deeze uitzondering, dat het aan den Heere van HAAMSTEDE, uit genade en om zijner oudheids wille, gegund werd, dezelve, geduurende zijn leven, in lijftogt te gebruiken. In het volgende Jaar werd deeze Heerlijkheid, met die van Westschouwe, verkogt en opgedraagen aan LODEWYK VAN BRUGGE, Heer van Gruithuizen. Doch de koop werd genaast, bij JAN VAN HODENPYL, dogters zoon van FLORIS VAN HAAMSTEDE, aan wien de gemelde Heerlijkheden, door den Heer van Gruithuizen, werden over gedaan en opgedraagen, op den 17 van Junij des Jaars 1456.

Toen naderhand, uit kracht van zeker vonnis van den Grooten Raad, gegeeven ten voordeele van JAN VAN ZWIETEN, en ten nadeele van JAN VAN HODENPYL, de voorschreevene Heerlijkheden weder werden opgeveild, is de Heer van Gruithuizen ’er andermaal kooper van geworden, en, bij zekere brieven, daar in bevestigd; waar toe nog nader, in liet Jaar I474, een leenbrief, bij KAREL, Hertog van Bourgondie, werd opgemaakt. In het Jaar 1493 kwamen dezelve, erflijk, op JOHAN, Heer van Gruithuizen, in wiens Geslacht dezelve, bijna nog een geheele Eeuw, gebleeven zijn. De gemelde goederen, in het Jaar 1592, wegens KATHARINA VAN BRUGGE, Vrouwe van Gruithuizen, van nieuws, verkogt zijnde, aan JOOST FWOUDZE TEELING, in zijn leven Raad van Staate, en aan JAN ANTHONISSE DE JONGE, Burgemeester te Zierikzee, werden ze, bij MAXIMILIAAN, Heer van Kruiningen, Heenvliwt, en Hasenwoude, als bloedverwant van gemelde vrouwe, genaast; en hij, in het Jaar 1599, in ’t bezit daar van gesteld. Deeze verkogt ze aan den Heer JACOB VAN EINDE, die ’er mede verleid werd, op den 23 van wintermaand, in het Jaar 1608. In het Jaar 1670 werd, door koop, er eigenaar van, de Heer JACOB DE WITTE, Rentmeester Generaal over Zeeland-Beoosten-Schelde, wiens dogter Vrouwe HELENA DE WITTE, dezelve ten huwelijk heeft gebragt, aan den Heer IMAN MOGGE; die dezelve, aan zijne nakomelingen, heeft nagelaaten, waar door zij gekoomen zijn aan IMAN MOGGE VAN HAAMSTEDE , Schepen der Stad Amsteldam, die deeze Heerlijkheid, bij zijn overlijden naliet aan zijne weduwe, Vrouwe MARIA AGATHA VAN COLLEN. In het Jaar 1728 werd het verschill, tusschen de Staaten van Zeeland en de eigenaars, over de Westduinen en Warande, afgedaan, doordien de Staaten dezelve als een leen uitgaven.

De eerste bezitters deezer Heerlijkheid, hebben verscheide Keuren, Verboden en Ordonnantien gemaakt; waar van de oudste is, die van WITTE VAN HAAMSTEDE. Men houd aldaar een Jaarlijksche Kermis, nevens een Paarden- en Beestenmarkt. De bewooners deezer Heerlijkheid hadden, van ouds, en inzonderheid ten tijde van Hertog KAREL DEN STOUTEN, groot deel aan de Vaart en handel van Westschouwen; zo als blijkt uit de vrijheden, door EDUARD DEN IV, Koning van Engeland; aan hen verleend. Het Geregt aldaar bestaat uit een Schout, zeven Schepens en een Secretaris. Daarenboven zijn ’er Thesauriers, Kerk- en Armmeesters, mitsgaders een Deken en vijf Gezwoorens over de Meekeuren.

Het regte Wapen der Heeren van HAAMSTEDE, ’t welk met den dood van AREND VAN HAAMSTEDE, in het laar 1604, als den laatsten mannelijken afstammeling van zijn Geslacht, werd in stukken geslaagen, en op de kist in ’t graf geworpen, was het Wapen Van Holland, naamlijk, een Roode klimmende Leeuw op een Goud Veld, met tong en klaauwen van Azuur, staande een Rad, wegens het bloed van Heuden, op den borst van den Leeuw.

< >