Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 25-01-2023

Putten

betekenis & definitie

HET LAND VAN PUTTEN, eene Landstreek van merkelijke uitgebreidheid, in Zuidholland, voor een gedeelte gelegen ten Zuiden van de Oude en de Nieuwe Maaze. Ongetwijfeld is dit een der oudste Heerlijke goederen van Holland.

Reeds voor bijkans zevenhonderdenvijftig jaaren vindt men van de Heeren van Putten gewag gemaakt. Geduurende een tijdverloop van ruim vierhonderd jaaren vindt men eenen volgreeks van Heeren van dien naam vermeld. Naa lang in de magt van bijzondere eigenaars geweest te zijn, wierdt de Heerlijkheid, ten langen laatste, met de Graaflijkheid vereenigd. De grond des Landschaps is zeer vrugtbaar; men ontmoet ’er zeer veele voortreffelijke Koorn- en Weilanden, een ruim bestaan geevende aan de werkzaame Opgezeetenen. De Regeering bestaat uit den Ruwaard, zijnde gemeenlijk een Persoon van hoogen rang, en negen Leenmannen; dezelven is een Sekretaris toegevoegd. De Vierschaar wordt gespannen te Geervliet, in het Hof van Putten. Daarenboven heeft men ’er een Kollegie, het Dijkgeregt betreffende, van Opperdijkgraaf en Hoogheemraaden, die insgelijks ten hunnen dienste eenen Sekretaris hebben. Het Land van Putten wordt verdeeld in 1. Putten binnen den Ringdijk; 2. Putten buiten den Ringdijk; 3. Putten over de Maaze; en 4. Putten over Flakkée. Geervliet is de eenige plaats, binnen deeze Landstreek, die den naam van Stad voert. Men vindt ’er, daarenboven, een groot getal Dorpen en Heerlijkheden. In overoude tijden vondt men ’er een Dorp, insgelijks Putten geheeten, ’t geen, waarschijnlijk, aan ’t geheele Land zijnen naam heeft medegedeeld; doch, zints eene geweldige overstrooming, legt hetzelve, eeuwen lang, onder het water begraaven.

< >