RENGERS. Een aanzienlijk Geslagt in Friesland, waar van verscheiden Leden de aanzienlijkste Staatsampten bekleed hebben.
Reeds zedert geruimen tijd, wordt de Grietenij Wijmbritzeradeel, in het Kwartier van Westergo, door dat Geslagt bestuurd. Terwijl ik dit schrijve, bekleedt Jonkheer EGBERT SJUK GERROLT JUCKEMA VAN BURMANIA RENGERS dien aanzienlijken post; zijnde tevens een der Kuratooren van ‘s Lands Hoogeschool te Franeker. Uit de Provincie Stad en Lande van Groningen is dit Geslagt oorspronklijk. Kwalijk berugt was, ten tijde van het beleg der Stad, in den Jaare 1672, Jonkheer OZEBRAND JAN RENGERS, Heer van Slogteren. Naa dat de vijand van daar was opgebroken, nam de Regeering der Stad hem, nevens eenen HENRIK PICARD, in hegtenisse, op vermoeden, dat zij, geduurende de belegering, met den vijand heimelijk verstand hadden gehouden. Hij derfde zijne vrijheid, tot in den Jaare 1678, wanneer hij, bij een verdrag, tusschen de Algemeene Staaten en de Regeering van de Stad Groningen, op vrije voeten en in zijne eere en goederen hersteld wierdt. Bijkans honderd jaaren vroeger ontmoeten wij den zelfden naam onder de aanzienlijken van Utrecht, zonder dat wij, egter, met zekerheid durven bepaalen, of de persoon, welke dien voerde, tot het zelfde Geslagt behoorde. Ik heb het oog op JAN RENGERS, in den Jaare 1584 benoemd tot de opdragt van de Opperheerschappije der Nederlanden aan den Koning van Frankrijk. Nevens AMELIS VAN AMSTEL VAN MYNDEN, verving hij de plaats van GODARD VAN REEDE, Heere van Amerongen, welke, gelijk wij boven hebben aangetekend, om lichaamsongesteldheid, zich van het gewigtig Gezantschap moest verontschuldigen.