OUDEWATER, eene Stad, in het Baljuwschap van dien naam, in het Zuidoostlijk gedeelte van Holland, ten Zuiden en Noorden van het Sticht van Utrecht ingeslooten. Geene verdere uitgestrektheid heeft het Baljuwschap, dan de Stad en derzelven Regtsgebied. De Stad Oudewater legt aan de Rivier de Yssel, na genoeg in 't midden tusschen Schoonhoven en Woerden. Zo onzeker als van veele andere Steden, is ook de Naamsoorsprong van deeze Stad. Indien 't waar zij, dat HENDRIK VAN VIANDEN, Bisschop van Utrecht, in den jaare 1265, Oudewater tot eene Stad heeft verheven, volgt daar uit deszelfs Oudheid. Vijftien jaaren laater, wierdt zij, door Bisschop JAN VAN NASSAU, aan FLORIS DEN V, Graave van Holland, verpand. Al vroeg verklaarde zich de Stad voor Prinse WILLEM DEN I. De Spaansche Veldoverste, Heer VAN HIERGES, sloeg 'er het beleg om, op den negentienden Julij des Jaars 1575. Op den zesden Augustus de Stad opgeëischt, doch tot antwoord bekoomen hebbende, dat men dezelve voor den Koning, onder den Prins VAN ORANJE, dagt te bewaaren, begon hij, eerlang, een zo geweldig vuur te maaken, dat, op éénen dag, zeventienhonderd kogels tegen dezelve geslaakt wierden. Eindelijk wierdt men der Stad stormenderhand meester. Toen sloegen de Spanjaards aan 't moorden, zonder ontzag voor ouderdom of kunne. Een felle brand, bij ongeluk ontstaan, of met voordagt gestigt, Ieide het meerendeel der Huizen in koolen. Der opmerkinge waardig, is het geen omtrent den Nederduitschen Predikant JAN JANSZOON wordt verhaald. Hoewel voor vijfhonderd guldens gerantsoeneerd, wierdt hij nogthans opgeknoopt, doch, naa zestien maanden hangens, zijn Lijk nog zo vol en blank gevonden, zelf de oogen zo helder en de wangen zo weinig ingevallen, als aan iemand, vier dagen naa den dood, zelden wordt bespeurd. Niet langer, egter, dan tot in den Jaare 1580, bleeven de Spanjaards meester van de Stad. De Franschen vertoefden 'er, in den Jaare 1672, van den negenëntwintigsten Junij tot den elfden der volgende maand.
Oudewater, 't welk men, ten allen tijde, voor eenen Sleutel van Holland heeft gehouden, is eene tamelijk sterke Stad. De Vestingwerken bestaan uit eenen Hoofdwal, en zeven Bolwerken met drie Halve Maanen, alles omringd van eene diepe Graft. Men heeft 'er vier Poorten: de Broekerpoort; de Lindschooterpoort, eertijds het Kasteel; de Nieuwe of Utrechtschepoort; en de Ysselpoort; de laatste dient tot eene Hoofdwagt voor de Bezettinge. Het getal der Huizen vindt men op vijfhonderdvierendertig begroot. Het Stadhuis is een vrij aanzienlijk gebouw. In de Vergaderplaats der Vroedschap, een ruim vertrek, ziet men de Spaansche wreedheden, van den Jaare 1575, kunstig uitgebeeld, in eene groote Schilderij door D. STOOP. De Hervormde Kerk, gebouwd, naar men wil, reeds in den Jaare 1003, is zeer ruim en aanzienlijk, met een sterken Toren. Aan eene der pilaaren hangt een Marmeren Gedenkteken, ter eere van RUDOLF SNELLIUS VAN ROYEN, Hoogleeraar in de Wiskunde te Leiden, in den Jaare 1613 alhier begraaven. Door twee Leeraars wordt de Gereformeerde Gemeente bediend. Uit onvermogen van Stads Kasse, heeft men, al voor lang, een derden Leeraar afgeschaft. De Roomschgezinden hebben 'er twee Vergaderplaatzen; de eene behoort aan de Jansenisten. Ter verzorginge van ouderloozen en behoeftige bejaarden, dienen een Weeshuis, een Gasthuis en een Armenhuis. Men hadt hier voormaals een gezelschap van Rederijkers; zij hielden hunne zamenkomsten in een geweezen klein Kerkje, zedert in een Latijnsch School veranderd. Berugt is de Waag van Oudewater, door het gebruik, welk men 'er eertijds van plagt te maaken, in het weegen van persoonen, van Toverije beschuldigd. Indien de oorsprong dier gewoonte aan Keizer KAREL DEN V moet worden toegeschreeven, strekt zij der naagedagtenisse van dien Vorst tot eere. Want, door het gewigt eens zo genaamden Tovenaars zo laag te bepaalen, dat genoegzaam ieder volwassen mensch, zelf van de tengerste gestalte, altoos zwaarder weegt, spaarde de Keizer veele ongelukkigen in 't leeven; die voorts, uit kragt eens getuigschrifts, te Oudewater afgegeeven, elders veilig waren.
— Onder de geleerde Mannen, welke Oudewater heeft voortgebragt, zijn meest bekend JACOBUS ARMINIUS, de grondlegger van de Gezinte der Remonstranten, en RUDOLPHUS SNELLIUS, beroemd Wiskunstenaar, beide Hoogleeraaren aan 's Lands Hoogeschool te Leiden. Het kweeken van Hennip, en het spinnen van Touwwerk, geeft een bestaan aan een goed aantal van Ingezeetenen. De Regeering bestaat uit Baljuw, die tevens Dijkgraaf is van de Landen onder Oudewater behoorende, twee Burgemeesteren, zeven Schepenen en achttien Vroedschappen. Eindelijk merken wij hier nog aan, dat Oudewater eene der kleine Hollandsche Steden is, welke, eertijds, ter Dagvaart beschreeven wierden, doch, om deeze of geene redenen, al voor lang, van dat Voorregt zijn uitgeslooten.