JAN NEYEN, Zoon van MAARTEN NEYEN, gebooren in Zeeland, doch, zedert, met der woon vertrokken na Antwerpen, alwaar hij den post van gezwooren Klerk en Griffier der Rekenkamer bekleedde, en de zijde hieldt van Prinse WILLEM DEN I, met wien hij heimelijk verstand hadt, in den Jaare 1574; zodat hij zijner Doorluchtigheid de hand boodt in eenen aanslag op die Stad; welke, egter, mislukte. Belijdenis doende van den Protestantschen Godsdienst, voedde hij zijnen Zoon insgelijks op in die Leere; welke hij aankleefde tot op zijn eenentwintigste jaar. Toen omhelsde hij de Roomsche Leerbegrippen, en begaf zich in de Orde der Minderbroederen, over welke hij, eerlang, tot Generaal of Overste wierdt aangesteld. Hij was een Man van beleid, van taalkennisse en geleerdheid niet ontbloot, en in Staatszaaken zeer ervaren. Van hier, dat hij, van de Spaansche Regeering, dikmaals, over zaaken van aangelegenheid geraadpleegd wierdt. In den Jaare 1607, was men, zo wel aan de zijde van het Spaansche Hof, als van die der Algemeene Staaten, het oorlogvoeren moede. Van eene Vredehandelinge wierdt hierom thans de grond geleid. Van hunnen kant stelden de Aardshertogen Pater JAN NEYEN te werk. Hij vertrok dan na Holland, vertoefde, eenigen tijd, in stilte, te Rijswijk, in de nabuurschap van 's Graavenhage, om de zwaarigheden der Vredehandelinge in stilte te peilen, en hieldt vervolgens een mondgesprek met Prins MAURITS. Thans eenen keer doende na Brussel, kwam hij, binnen weinige dagen, te rug, en leverde, ter Algemeene Staatsvergaderinge, Brieven over, van wegen het Brusselsche Hof, behelzende voorslagen, op welke men in onderhandeling wilde treeden. Op den twaalfden April sloot NEYEN, met de Staaten, eene Wapenschorzing van acht maanden, met belofte van te zullen bezorgen, dat het Verdrag, daar omtrent getroffen, binnen twaalf dagen, daar de Aardshertogen, zoude getekend worden: zo als ook met 'er daad geschiede. Een bewijs van looze Staatkunde vertoonde NEYEN bij deeze gelegenheid. Hij bevondt zich te Brussel. Om den staat der Vereenigde Nederlanden nader te leeren kennen, en den handel, tot Vrede, verder voort te zetten, verzogt hij verlof om na 's Hage te mogen wederkeeren; om daar toe vrijheid te bekoomen, gebruikte hij tot een voorwendzel, dat in het geslooten Verdrag eenige duisterheden waren, omtrent welke hij nadere opheldering verlangde van de Staaten. Het niet bekoomen van antwoord voor toestemming houdende, begaf hij zich na Holland. Op den elfden Mai verscheen hij ter Vergaderinge van de Algemeene Staaten, en begeerde aldaar, dat 's Lands Vloot, naa de overwinning, onder HEEMSKERK, op de Spanjaards behaald, zoude opontbooden worden. In 't begin van Junij wierdt daar toe beslooten, en te gelijk een nieuw Verdrag, raakende de Wapenschorzing, getroffen.
Een duidelijk inzigt, aangaande den toestand van zaaken, hadt de listige Monnik nu bekoomen. Hij doorzag, hoe Prins MAURITS, en verscheiden Staatsleden, zijner Doorluchtigheid toegedaan, afkeerig van den Vrede waren. Om de laatsten tot vreedzaame gedagten te brengen, stelde hij allerlei middelen te werke. De Griffier KORNELIS AARSENS was een der zulken, welke, indien zij gewonnen konden worden, tot het sluiten van eenen vasten Vrede veel zouden kunnen toebrengen. Te Delft, alwaar NEYEN zich thans bevondt, nodigde hij den Griffier tot een heimelijk mondgesprek. Om 's Mans eerzucht te streelen, betuigde NEYEN zijne dankbaarheid, om dat, door zijne bewerking, de Vredehandeling eenen aanvang hadt genomen, en mat zeer breed uit, de gevaaren, in welke AARSSENS zich daar door hadt gedoken; eene gezintheid, zeide hij, zo aangenaam aan de Aardshertogen, dat zij hem aanbooden de wedergave van het huis, welk hij eertijds te Brussel hadt bezeeten. De Monnik ging nog eenen stap verder, door het vertoonen van eenen Schuldbrief van vijftigduizend Kroonen, door den Spaanschen Veldheer SPINOLA met eigen hand getekend, indien 'er Vrede, of Bestand voor negen jaaren wierdt geslooten, van welke somme, op zijn begeeren, hem straks vijftienduizend Kroonen zouden worden toegeteld. Daarenboven boodt hij, uit SPINOLA’S naam, eenen Diamant aan, van groote waarde voor AARSSENS Echtgenoote. In 't eerst wees deeze de geschenken van de hand, doch nam ze, eindelijk, aan, daar van kennis geevende aan Prinse MAURITS en 's Lands Advokaat VAN OLDENBARNEVELD. Omtrent nog andere Staatsleden stelde NEYEN de zelfde middelen te werk, hoewel met ongelijken uitslag.
Naa deeze verrigtingen, keerde de Pater te rug na Brussel tot het haalen van een nadere bekragtiging der Wapenschorzing, op de voorwaarden, door de Staaten beraamd. Van Brussel reisde hij voort tot heel in Spanje, om 's Konings goedvinden te verneemen. Met heen en weder trekken sleet hij genoegzaam al het overig gedeelte des jaars, en kwam, in het begin van Februarij des volgenden jaars, herwaarts, onder het gevolg van den Markgraave van SPINOLA, om over een veeljaarig Bestand te handelen. Om eenige hapering in den handel, welke, eerlang, geopend wierdt, zondt men NEYEN na Spanje, onder voorwaarde van binnen veertig dagen herwaarts te zullen wederkeeren. Doch deeze was de laatste reize, dat hij Holland bezogt.