UIT DIT geslagt ontmoeten wij, in ’s Lands Geschiedenissen, verscheiden aanzienlijke Mannen, welke, van tijd tot tijd, tot de gewigtigste posten van Staat en Regeeringe, gebezigd zijn. RUTGERT VAN HAARSOLTE, DIE, IN den Jaare 1585, de waardigheid van Burgemeester van Harderwijk bekleedde, was een der Gezanten, welke, in dit Jaar, na Engeland vertrokken, om, van Staatswegen, aan Koninginne Elizabeth, de Opperheerschappij over de Nederlanden op te draagen.
In den jaare 1631 wist ZWEDER VAN HAARSOLTE, IN DE Provincien Utrecht en Overijssel, te bewerken, dat, in die Gewesten, een Staatsbesluit wierdt genomen, tot de opdragt aan Prinse WILLEM DEN II, VAN Het regt van opvolginge in de ampten en waardigheden van zijnen Vader, Prinse FREDERIK HENDRIK, INGEVALle hij dien overleefde.
Nog een andere RUTGERT VAN HAARSOLTE HEEFT Zich inzonderheid berugt gemaakt, geduurende de onlusten, welke, omtrent het midden der voorgaande Eeuwe, en een geruimenen tijd daar naa, in Overijssel plaats hadden. In April des Jaars 1654, was te Deventer een Landdag uitgeschreeven, om op denzelven te handelen over zaaken, het algemeen belang van den Staat betreffende. Het Drostampt van Twente was, een weinig vroeger, opengevallen. De gemelde RUTGERT VAN HAARSOLTE, DIE, TOt nog toe, het Drostampt van Lingen hadt bekleed, en als zodanig in bijzonderen dienst was van het Huis van Oranje, welks grootmaakinge hij ijverig was toegedaan, stondt na dat Ampt. Om in deezen zijn doelwit te bereiken, deedt hij afstand van het Land-Rentmeesterschap van Salland, ’t welk hij insgelijks bekleedde, ten behoeve van de Steden Kampen en Zwolle, naardien hij vreesde, dat deeze hem voornaamelijk zouden hinderen in de bereikinge van zijn oogmerk. Hier door won hij de meerderheid van stemmen.
Nogthans weigerden verscheiden Edelen en de Stad Deventer hem voor Drost te erkennen. Dit hadt ten gevolge, eene scheuring in den Landdag, die, in stede van zich met de uitgeschreevene punten, het algemeene Staatsbelang raakende, te bemoeien, zich nu alleen bezig hieldt met dit huislijk geschil. HAARSOLTE EN DIE ‘t met hem hielden, verleidden den Landdag na Zwolle. De overigen bleeven te Deventer, alwaar, volgens de orde van Regeeringe, de Landdag, in dit Jaar, moest gehouden worden. Tot zulk eene hoogte steeg, eerlang, deeze twist, dat men, van weerkanten, den trom deedt roeren, om tegen elkander Volk te werven.
Intusschen kwam dit geschil ter kennisse der Staaten van Holland, die, ondanks het gevoelen der overige Provincien, dat men zich met een huislijken twist, in de bijzondere Gewesten, niet hadde te bemoeien, aan de beide partijen den voorslag deeden, om de uitspraak te verblijven aan de Algemeene Staaten. De Staaten van Deventer waren hier toe niet ongenegen; doch HAARSOLTE MET DE zijnen weezen dien voorslag van de hand. Integendeel bedienden zij zich van deeze gelegenheid, om een ontwerp, ’t geen men meent reeds eenigen tijd, onder de hand, hun zoeken geweest te zijn, door te zetten. Onder voorgeeven van het geschil, buiten eenen Stadhouder en Kapitein Generaal, niet gevoegelijk te kunnen bijleggen, verkoozen ze daar toe Prins WILLEM DEN III, HOewel nog geene vier jaaren oud, met toevoeging van den Stadhouder van Friesland, als diens plaatsbekleeder. Deeze verkiezing, zo als ligt is te denken, wierdt niet goedgekeurd bij de Deventersche Staaten. Een verhaal van alle de onaangenaamheden, hier uit ontstaan, behoort niet tot ons Plan.
Alleenlijk tekenen wij hier aan, dat, in ’t volgende Jaar, van weerkanten, eene bezending vertrok na den Hage, om hunne wederzijdsche belangen in te brengen bij de Staaten van Holland en Westfriesland. Onder de Zwolsche Afgevaardigden ontmoeten wij een anderen Heer van bovengemelde geslagt, ADRIAAN JURIAAN VAN HAARSOLTE, TOT den Oldenhove, Luitenant Kolonel. Door de uitspraak van Hun Ed. Gr. Mogenden wierdt eindelijk, de Zoen getroffen, onder andere, op voorwaarde dat de aanstelling van RUTGERT VAN HAARSOLTE, TOT DROst van Twente, zou gerekend worden als niet geschied te zijn, gelijk ook van den Stadhouder van Friesland, tot Luitenant-Stadhouder van ’t Gewest; en dat voorts het geschil, over de verkiezing van Prinse WILLEM TOT STAdhouder, zou gelaaten worden in zijne waarde en onwaarde, tot dat dezelve een bekwaamen ouderdom zou bereikt hebben.
Dit tijdstip was naauwlijks gebooren, of de HEER VAN HAARSOLTE WENDDE zijne poogingen aan, ten behoeve van het Huis van Oranje. Geduurende de herstelde rust was hij bevorderd tot het Drostampt van Salland. In ’t laatst van ’t Jaar 1667, hadt hij, te Zwolle, aan eenigen uit de Gezworene Gemeente van Kampen, zijne begeerte geopenbaard, om Prins WILLEM TE BEVOrderen tot Stadhouder van Overijssel. Ook klaagde hij, bij die gelegenheid, over de Regeering van Kampen, als of dezelve zijnen broeder, den Kolonel ANTONI VAN HAARSOLTE, ONGUNSTig was, in het bekoomen van den post van Kommissaris-Generaal der Ruiterije, na welken hij stondt. Wat laater boodt hij aan eenen dier Gemeenslieden een jaarwedde van driehonderd Guldens, indien hij de Regeering van Kampen, ten aanzien van zijnen Broeder, van gevoelen kon doen veranderen. Doch dit alles hadt eene strijdige uitwerking. Die van Kampen, door de Gemeenslieden, bij eene beëedigde Verklaaring, van ’t voorgevallene verwittigd, toonden zich zeer misnoegd op den Heer VAN HAARSOLTE, EN EISChten van hem voldoend berigt, binnen den tijd van eene maand. Hij zondt een antwoord, doch gaf in hetzelve een geheel anderen draai aan het gebeurde, dan het aan de Heeren van Kampen was aangebragt.
lntusschen naderde de tijd tot het houden van den Landdag. Tot de plaatze daar van lag thans de Stad Kampen aan de beurt. De Heer VAN HAARSOLTE MOEST Dien uitschrijven, en ook daar op voorzitten. Doch die van Kampen weigerden hierin te bewilligen. Zo hoog zelf was de verwijdering, tusschen de Stad en dien Heer, geklommen, dat hij zich aldaar niet vertrouwde, zonder Brieven van Vrijgeleide, die hem geweigerd wierden. Hier uit ontstondt, in Overijssel, eene nieuwe scheuring.
Men beleidde afzonderlijke Staatsvergaderingen, te Kampen en te Zwolle. De Heer VAN HAARSOLTE WIERDT, bij de Kampensche Staaten, vervallen verklaard van zijn Drostampt, als, huns oordeels, schuldig staande aan de misdaad van gekwetste Hoogheid; en voorts zijnen Neeve, den Heere VAN PALLAND, GEHUWD met eene dogter van zijnen broeder den Kolonel, de post van Afgevaardigde ter Algemeene Staatsvergaderinge ontnomen. In deezen toestand van zaaken moest men, van nieuws, de toevlugt neemen tot de bemiddeling der Hollandsche Staaten. Deeze zonden derwaarts twee Gemagtigden, door wier bemiddeling, in den Jaare 1671, de twist wierdt bijgeleid. Onder de voorwaarden was begreepen, dat de Heer VAN HAARSOLTE NIET ZOu voorzitten op den Landdag, tot in April des Jaars 1674, en zich, een rond Jaar, van de waarneeminge van het Drostampt van Salland onthouden. Ook mogt de Heer VAN PALLAND, NIET dan naa verloop van drie Jaaren, ter Algemeene Vergaderinge verschijnen.
Het geslagt der HAARSOLTEN IS TOT heden toe in weezen. Behalven de Provincie Overijssel, zijn, ook in Friesland, verscheiden aanzienlijke ampten en waardigheden, onder andere van Grietman, door Leden van hetzelve bekleed geworden.