Koning van Frankrijk, gezegd de GROOTE, en hersteller der Geleerdheid, volgde, in den Jaare 1515, LODEWYK DEN XII. op, die zonder manlijke nazaaten, den 1 Januari] van dat Jaar, gestorven was, als Prins van den bloede en schoozoon van dien Vorst. Hij was de eenige zoon van KAREL VAN ORLEANS, Graave van Augouième, en van LOUIZE VAN SAVOIJE, en kleinzoon van JOHANNES, Graave van Angoulème, bijgenaamd DE GOEDE: welke JOHANNES de naastvolgende broeder was van KAREL, Hertog van Orléans, den vader van LODEWYK DEN XII. FRANÇOIS DE I, werd gebooren te Cognak, den 12 September, in het Jaar 1494. Eerst voerde hij den tijtel van Graaf van Angoulème, na den dood van KAREL zijnen vader, en vervolgens dien van Hertog van Valois. Want Koning LODEWYK DEN XII, zijn neef en schoonvader, vermeerderde zijn erfdeel met het Hertogdom van Valais : hierom heeft men de Prinsen, die uit hem zijn voorrgekoomen, bijgenaamd VAN VALOIS, of schoon hij in de daad van den tak van Orléans was. Dewijl hij vermoedelijk erfgenaam van de Kroon was, vond LODEWYK DEN XII, niet dan dochters hebbende, geraden, hen te doen trouwen met CLAUDIA VAN FRANKRIJK, zijne oudste dochter, hoewel zij alreeds verloofd was aan KAREL van Oostenrijk, en de plegtigheid van dit huwelijk wierd gevierd te [i]S.
Germain en Laije[/i], den 14 Maij des Jaars 1514. FRANÇOIS DE I wierd te Rheims gezalfd, door den Aartssisschop ROBERT VAN LENINCOUR den 25 Januarij des Jaars 1514, en hij nam vervolgens den tijtel aan van Hertog van Milaan, om dat dit Hertogdom hem toebehoorde, ter oorzake van VALENTINA van Milaan, zijne overgrootmoeder, Gemalinne van LODEWYK, Hertog van Orléans, die te Parijs gedood wierd in den Jaare 1407. Hij stelde zig aan het hoofd van een magtig Leger, om zig meester te maken van dit Hertogdom, bij zijne komste tot de Kroon; hoewel de Paus, de Keizer, de Koning van Aragon, en de Zwitsers, welke de overweldiger FRANÇOIS SFORZA in zijne belangen gebragt hadden, hem den ingang in het zelve betwistten. De Koning leverde aan de Zwitzers den slag van Marignan, welke twee dagen duurde, en sloeg hen op den avond van den 13, en op den morgen van den 14 September des jaars 1515. Zo gantschelijk gewapend als hij was, bragt hii een gedeelte van den nacht over om zijne benden te schikken, en zijn geschut te piaatzen, en het overige gedeelte rustte hij op de affuit van een kanon, daar hij, om de ontsteltenisse wat neer te zetten, na zulk een langen strijd, zig vergenoegde met een dronk waters, met stof en bloed gemengd. De Koning wilde in deeze gelegenheid meester zijn; de Ridder BAYARD MILAAN opende ondertusschen zijne poorten na deeze overwinning , en gantsch Lombardië onderwierp zig aan de Franschen . De Zwitsers zogten hun Bondgenootschap. Paus LEO DE X, te Bologne gekomen zijnde, had aldaar een mondgesprek met den Koning, en overreedde hem aldaar eindelijk tot de vernietiging van de Sancto Pragmatica, zo zeer begeerd door de Pauzen en het Hof van Rome. Men sloot aldaar den 14 December des jaars 1515 het Concordaat, wegens de benoeming tot de beneficiën , en het zelve wierd naderhand ingelascht in de XI zitting van het Concilie van Lateraan den 19 December des Jaars 1512. Men sloot den 16 Augustij van het zelve Jaar het verdrag van Nojon, dat niet lang duurde. Dit verdrag was geslooten met KAREL DEN V, die in het Keizerrijk volgde op zijnen grootvader MAXIMILIAAN DEN I, waar op de afgunst der twee jonge Prinsen wel haast uitborst. Door dit verdrag te Nojon moest KAREL Navarre overgeven aan HENDRIK D’ ALBRET, zijnen wettigen Souverein.
Hij brak zijne belofte, en de Koning, om hem die te doen houden, zond krijgsbenden derwaarts, die het zelve innamen, onder ANDREAS VAN FOIX , Heer van l'Esparre, in den Jaare 1521, en het zelve bijna ter zelver tijd weder verlooren. Van de andere zijde wierd de Keizer, zamengevoegd met de Engelschen, uit Pikardië verdreven, en de Fransche wapenen waren vrij gelukkig: want de Koning hernam Mouzon, dat ingenomen was door den Graaf van Nassau, verbrandde Bapaume, en onderwierp Landreci , Bonchain, Hesdin, Fontarabie, enz. Maar hij verloor Milaan den 19 November, en Doornik den 1 December des jaars 1521. Het gedrag van LOUIZE VAN SAVOIJE, zijne moeder, was oorzaak van groote rampen. Het zelve was de reden van den opstand van KAREL VAN BOURBON, Konstapel van Frankrijk, die, zig aan de zijde van den Keizer gevoegd hebbende, het bevel hadde van zijne krijgsbenden. Het Fransche Leger wierd geslagen te Bicquoque, daar de Zwitzertsche Burggraaf VAN LAUTREK had het bevel van het Leger, en dit ongeluk wierd gevolgt van het verlies van Cremona, van Genua, van Fontarabie, enz. De Keizer, daar na in in Provence gekomen zijnde, wierd van voor Marseille te rug gedreeven in den jaare 1324, en de Koning ter zelver tijd naar Italië trekkende hernam Milaan: vervolgens ging hij Pavie belegeren; maar ontijdig en gedeelte van zijne tienden naar Napels gezonden hebbende , was hij te zwak om de Keizerschen tegen te staan, en wierd gevangen op den 24 Februarij des jaars 1525, na dat twee paarden onder hem dood geschooten waren. Deeze rampspoed bragt het gantsche Koninkrijk in eene groote ontsteltenisse.
De gevangenis des Konings duurde nochtans niet lang; hij geraakte in vrijheid door het verdrag, den 14 Januarij des Jaas 1526 te Madrid gemaakt, waar heen men hem gevoerd hadde, en wierd op zeer onredelijke voorwaarden te rug gezonden. Op zijne wederkomst deed hij krijgsbenden naar Italie trekken, om Paus CLEMENS DE VII te verlossen, dien de Keizerschen, welke Rome ingenomen en geplunderd hadden, belegerd hielden. Hij verbond zig ten dien einde, den 17 Maij des Jaars 1526, met den Paus, de Venetiaanen, en de Florentijnen, en zond ODET VAN FOIX, Burggraaf van Lautrek, die zig meester maakte van een gedeelte van Lombardie, en die veel toebragt tot bevrijding van den Paus. Dit voordeel zou van de verovering van Napels zijn gevolgd geweest, zo de befsmettelijke ziekten, die de Spanjaarden gunstig waren, het Fransche krijgsvolk met deszelfs Generaal niet weg gemaaid hadde in den Jaare 1528. Door het verdrag van Kamerijk, den 15 Augustij des Jaars 1529 gesloten, trouwde de Koning, die zedert eenigen tijd weduwnaar was, met ELEONORA VAN OOSTENRYK, zuster van den Keizer, en weduwe van EMANUEL, Koning van Portugal. In den Jaare 1533 geschiedde de bijeenkomst van den Paus en van den Koning te Marseille, daar het huwelijk vastgesteld wierd van HENDRIK, naderhand DEN II Koning van dien naam, met CATHARINA DE MEDICIS, nicht van den Paus. De Koning maakte zig vervolgens Meester van Savoije in de Jaaren 1535 en 1536. Hij verdreef den Keizer met schande, die Frankrijk dacht te overstromen, zijnde in persoon in Provence getrokken, en in Pikardie door zijne Generaals. FRANÇOIS deed den Prins van Oranje het beleg van Peronne opbreken, en de Keizerschen dat van Turin.
Hij verbond zig met SOLYMAN DEN II, Sultan der Turken, nam Hesdin en S. Paul in den Jaare 1537 in, en deed den doortogt van Suza vermeesleren; maar hij verloor Guise en Montreuil. Men maakte in den jaare 1538 een stilstand voor tien Jaaren te Nice in Provence, daar Paus PAULUS DE III de beide Vorsten een mondgesprek had doen houden den 18 van Junij. Het is waar, dat dezelve van geen langen duur was. Want de Keizer door Frankrijk trekkende, om de weerspannige Gentenaars te gaan dwingen, had aan den Koning het Leen van het Hertogdom Milaan beloofd voor hem of zijne kinderen; maar naderhand geweigerd hebbende zijn woord te houden, en eenige erkentenisse te betuigen voor de eerbewijzingen, die men hem in Frankrijk gedaan hadde, was oorzaak van de vredebreuk. De Koning viel in de Landen des Keizers in Italië, in Luxemburg, en in het Rousillon in den Jaare 1542. Hij ontzette Landreci, dat de Keizer belegerd hadde, in den Jaare 1543. Men nam Nice in den 20 Augustij van het zelve Jaar; en FRANÇOIS VAN BOURBON, Graaf van Anguien, won den slag van Cerizoles den 15 April des Jaars 1544, welke gevolgd wierd van de overgave van het Markgraafschap van Montserrat, uitgezondert Casal. De Stad Mezieres hield ook zes weken lang het Leger van den Keizer op, die het zelve in persoon gebood. Men maakte vervolgens te Crespi in Laonnois de vrede met den Keizer op den 18 September daaraanvolgende, en met den Koning van Engeland den 7 Junij des Jaars 1546. De Koning genoot niet lang deeze rust, zijnde gestorven aan eene langduurige en moeielijke ziekte in het Kasteel van Rambouillet den laatsten Maart des Jaars 1547; hebbende geregeerd 32 Jaaren en 3 maanden, en geleefd 52 Jaaren, 6 maanden, en 19 dagen.
Zijne uitvaart wierd met eene ongemeene pracht gehouden; men zag op dezelve elf Kardinaalen, Hij wierd bij zijne uitvaart uitgeroepen: een goedertieren Prins in vrede, overwinnende in den oorlog, vader en herstelder der goede letteren en der vrije kunsten. Hij had te Parijs een Colegie aangestleld van vermaarde Hoogleeraaren in allerlei wetenschappen en gaf blijken van zijne achting aan verscheide groote mannen, die hij van alle kanten uitlokte door zijne milddadigheden. Hij stelde dit Collegie aan op den Raad van BUDEUS, om daar in de talen, de Philosophie, de Geneeskunst, en de Wiskundige Weetenschappen te onderwijzen. Hij had altoos geleerde mannen omtrent zig, die hem onderhielden geduuronde de maaltijd. Hij had gaarne, dat men hem sprak van de natuurlijke Historie, waar in hij zig zulk eene groote kennisse verkreegen hadde, door alleenlijk daar over te hebben hooren redeneeren, dat, hoe wel hij niet in de letteren opgetrokken was, hij niet naliet te weten, en zelfs wel te passe bij te brengen, alles wat de oude en later Schrijvers geschreeven hadden van de dieren, van de planten, van de metalen, en van de kostelijke gesteenten. Hij had zig daar toe bediend van JACOBUS CHOLIN, en naderhand van PETRUS DU CHASTEL, dien hij Bisschop maakte van Macon, Groot-Aalmoezenier van Frankrijk, en opziender van de Bibliotheek, die hij met groote kosten te Fontainebleau had opgericht, hebbende ten dien einde gezonden in Italië, in Griekenland, en in Asie, om aldaar handschriften optezoeken, of om die af te schrijven , welke men niet kon bekomen. Vóór zijnen dood had hij beslooten het getal der Koninklijke Hoogleeraaren te vermeerderen, en een Collegie te stichten om in het zelve zes honderd jongelingen in de wetenschappen en in de Godvruchtigheid te doen onderwijzen. Deeze Koning deed ook een gedeelte der Koninklijke huizen bouwen, die in Frankrijk gevonden worden, en versierde dezelve alle met tafereelen, standbeelden, tapijterijen, en kostelijke huissieraden.
Men merkt ook aan als eene wonderlijke zaak, dat hij, altoos prachtig geleefd hebbende, en geduurende zijn leven belemmerd zijnde geweest met zwaare oorlogen, zo veele prachtige Paleizen heeft kunnen bouwen, zo veele kostelijke zaken kopen, en dat hij, alle zijne schulden betaald zijnde, wanneer hij stierf, vier honderd duizend kronen in zijne schatkist heeft nagelaaten, en een vierde gedeelte van zijn Jaarlijksch inkomen, dat hij nog niet aangeroerd hadde. Deeze Prins had ook groote tegenspoeden, en deeze vervoerden hem dikwils verder, dan de voorzichtigheid en de onzekerheid der gevallen moeiten toelaaten. Dit deed hem groote misslagen begaan. Hij liet zig ook dikwils bestieren door zijne Staatsbedienaars en door de vrouwen, die hem in zotte verkwistingen het geld deeden verspillen, dat hij tot groote ondernemingen geschikt hadde. Buiten dat had hij nooit zijns gelijken in milddadigheid, in edelmoedigheid, en in goedertierenheid. Hij had eene groote liefde voor zijn volk, en stervende beval hij zijnen zoon uitdrukkelijk de lasten te verminderen, die hij genoodzaakt was geweest op het volk te leggen, om de onkosten van den oorlog goed te maken. Deeze Koning had tot zijn zinnebeeld genomen een Salamander in het vuur, met deeze woorden: Nutrisco & extlnguo. Na zijnen dood wierd zijn hart geplaatst onder een marmeren pilaar in de Kerk der Nonnen van Hautebruieres, en zijn lichaam met groote praal gebragt naar S. Denijs: want men telde daar bij elf Kardinalen, en meer dan veertig andere Prelaten. Hij was tweemaal getrouwt, zo als reeds gezegd is; eerst met CLAUDIA van Frankrijk in den jaare 1514, en daar na met ELEONORA van Oostenrijk in den Jaare 1536. Bij de eerste hadde hij FRANÇOIS, DAOPHIN, gedorven door vergift: HENDRIK DEN II, die hem opvolgde: KAREL, jong gestorven in den Jaare 1545, zo wel als LOUIZE en CHARLOTTA MAGDALENIA, Gemalinne van JACOBUS DEN V, Korning van Schotland, zes maanden na haar huwelijk gellorven in den Jaare 1537 en MARGRETA, getrouwt met EMANUEL PHILIBERT, Hertog van Savoije. Hij had geene kinderen bij zijne tweede Gemalinne.
Men zegt, dat deeze nooit zijns gelijken hadde in milddadigheid, zachtmoedigheid en pracht. De vrouwen bedurven hem zomtijds. Hij was nochtans wijs in het laatste van zijn leven, en vooral na zijne ontmoeting met de schoone FERRONIERE.
Memoires de Francois de Beaucaire, de Guillaume Paradin , de Martin & Guillaume du Bellai, & de Francois de Rabusin. Du Pleix & Mezeraij, Hist, de France, Guiciard. Paul. Jov. Thuanus. enz.
Tot dus verre in het algemeen van deezen grooten Vorst, van zijne roemruchtige daden, enz. gesprooken hebbende, zal men hier nu nog eenige merkwaardige bijzonderheden bijvoegen, welke de schrandere BAYLE van zijne geschiedenisse en van zijn karakter in grooter getal opgeeft.
Deeze Koning is een der groote Vorsten geweest, welker goede hoedanigheden niet verscheide gebreken vermengt zijn. De Fransche Historieschrijvers, als BEACAIRE, MEZERAY, VARILLAS, enz. erkennen deeze vermenging met de uiterste oprechtheid, en daar zijn ’er zelfs, die zig beklagen, dat de Spaansche Schrijvers, in plaats van zulks te erkennen, hun werk ’er van maken om aan deezen Vorst den lof te geven van een volmaakt Vorst. Dit gedrag zou van den eenen en van den anderen kant wel al te kundig uitgevonden kunnen zijn; maar het zelve schijnt zulks minder te zijn van de zijde der Fransche Schrijvers dan van de zijde der Spaansche; want dat zijn ’er weinigen dan blinden, die niet klaarlijk in de Regeering van FRANÇOIS DEN I kunnen zien eene lange achtereenvolging van misslagen en van onvoorzichtigheden. Het verscheelde weinig, of deeze Prins beroofde zig van de erfvolging tot de Kroon na LODEWYK DEN XII. Hij ging daar toe tien breeden weg op door de tedere minniekozerijen, waar mede hij de jonge Koninginne bekoorde, met welke de gemielde Koning LODEWYK minder dan twee maanden voor zijnen dood trouwde. Want zo hij door den goeden raad van zijne vrienden zig niet had laten wederhouden, het zou hebben kunnen gebeuren, dat hij zig bij dezelve Koninginne een bastaard zoon verwekt hadde, die, onder den naam van een zoon te zijn van LODEWYK, hem belet zou hebben ooit den troon van Frankrijk te beklimmen.
Hoewel deeze geschiedenis op verscheide wijzen verhaalt word, men komt overeen, dat men hem het gevaar deed begrijpen, waar aan hij zig bloot stelde, en dat hij zijn voordeel deed met den goeden raad, dien men hem gaf; maar ten opzichte van de andere vrouwen nam hij weinig goede maatregelen in acht. Hij besloot tot de reize naar Milaan, onder andere redenen, om aldaar zijn vermaak te nemen met eene schoone vrouwe. Men wil zelfs, dat het vermaak, dat hij nam met eene Meesteresse,LA FERONNIERE genoemd, hem het leven kostte. Deeze vrouw was zeer schoon, en de Huisvrouw van een Advokaat te Parijs. Zij wederstond een wijl het aanzoek des Konings, tot dat haar man, ziende, dat de Koning beslooten hadde geweld te gebruiken, en het hem niet mogelijk zou zijn dien storm te ontgaan, haar toestond den Koning te genoegen. Om geen beletzel in deeze zaak te geven, veinsde hij acht of tien dagen op het Land te moeten zijn tot verrichting van eenige zaken. Hij hield zig ondertusschen heimelijk in Parijs op, de bordeelen bezoekende, om zig zelf te besmetten, op dat hij zulks vervolgens zijne vrouwe moge doen, en zij wederom den Koning. Zijn voornemen gelukte, zo als hij het overlegd hadde; en dus zag hij zig gewroken, over een hoon, dien de hovelingen gewoon zijn eene galanterij te noemen. De ongelukkige vrouw stierf aan liet ongemak, en de man wierd door spoedige hulpmiddelen geneezen. De Koning had daar van alle de moeielijke toevallen; en dewijl de Geneesmeesters hem behandelden naar zijne hoedanigheid, veel eer dan naar zijne kwaal, zo wierd hij niet recht geneezen , en naderhand verergerde het overschot van zijne kwaal zodanig, dat men wil, dat hij daar door stierf.
De voonaamste der materessen van deezen Koning bragt hem in het uiterste gevaar van zijn gantsche Koninkrijk te verliezen. Hij had geen argwaan van deezen snooden toeleg; en den kwaaden keer ziende, welken de zaken namen, ontsnapten hem eenige murmureringen tegen de Goddelijke Voorzienigheid. Hij bespeurde te laat, dat hij twee of drie persoonen tot zijne gunstelingen verkooren hadde, die zulks onwaardig waren, en welker kwaade raadgevingen hem bij uitnemendheid nadeelig geweest waren. Indien hij den Konstapel van Mommorenci twaalf jaaren eerder van zig weggezonden hadde, hij zou zig zelf niet in zulke moeielijke omstandigheden en uitersten bevonden hebben. Daar scheen buiten dat, om zo te spreeken , iets ongelukkigs in zijne geboortestar te zijn, waar door hij zelfs dan, waaneer hij, menschelijker wijze, gesprooken, zig zelf naar de regelen der voorzichtigheid bestierde, niet gelukkig was. Alle deeze zaaken, wel aangemerkt zijnde, maken zijne Regeering zeer verwonderenswaardig: want wie zou zig niet verwonderen te zien, dat deeze Prins, weinig begunstigd van het geluk, kwalijk gediend door zijne eigen moeder, overgeleverd aan onvoorzichtige gunftelingen, verraden door de geenen, die hij met zijne grootste vertrouwelijkheid vereerde, zo roemruchtiglijk heeft kunnen tegenstaan, als hij den Keizer KAREL DEN V gedaan heeft, dat is te zeggen eenen vijand, wiens staaten veel grooter waren dan Frankrijk, die meerder geld hadde en meerder krijgsbenden dan hij; die een groot krijgsman was, en een zeer schrander Staatkundige; die getrouweiijk en bekwaamelijk gediend wierd door zijne krijgshoofden en door zijne Staatsbedienaars; en die bijna altoos onderdeund wierd door Engeland, of door andere machtige Vorsten tegen hem alleen?
Alles wel overwogen zijnde, is het tot meerder eere voor FRANÇOIS DE I, zijn Koninkrijk, in zulke omstandigheden bewaard te hebben, dan het tot eere is voor KAREL DEN V, het zelve niet te hebben kunnen overwinnen. Men zou van deeze twee Vorsten mogen zeggen, dat de een zonder den tegenstand van den anderen toe de algemeene opperheerschappij zou hebben kunnen geraaken; en dat dewijl men zig' meermaal verbond ten voordeele van KAREL DEN V, dan ten voordeele van FRANÇOIS DE I, men den Koning van Frankrijk meerder vreesde dan den Koning van Spanje. Men mag daarenboven denken, dat zo de vrijheid van Europa niet volkoomen onderdrukt wierd door KAREL DEN V, men dieswegens bijna gantschselijk verpligt is aan da dapperheid van FRANÇOIS DE I. Het kwaade geluk van deezen Vorst heeft genoegzaam nergens meer in uitgeblonken dan in het verbond, dat hij maakte met SOLYMAN. Hii kon daar uit geen wezenlijk voordeel trekken, en verschafte eene stoffe van geschreeuw aan zijne vijanden, welke hem zeer hatelijk maakte, en die hem meer kwaad toedragt dan de Porte hem goed deed. Men zou niet dan door de grondregelen van eene zeer verderfelijke zedekunde de logenen kunnen verschoonen, die over dit onderwerp in menigte door Europa gezaaid vierden. Men verspreidde zelfs het Latijnsche Formulier van den eed, dien men vooronderstelde dat deeze Prins gedaan hadt aan den Grooten Heer.
Zie hier de vetaling van het zelve:
Ik zweere en beloove bij den grooten en hoogen barmhertigen Godt, Schepper van Hemel en Aarde, en van alles, wat 'er is, en bij deeze H. Evuangelien, bij den H. Doop, bij den H. Johannes den Doper, en bij het Chriten gelove dat alles, dat ik weten zal, openhaar zal zijn aan den zeer hoogen Heer Sultan SOLYMAN , wiens Rijk God versterke. Ik zal de. eenige vriend zijn van de zijnen, en de vijand van zijne vijanden. Ik zal de verlosser zijn van de gevangene Turken uit de boeien zijner vijanden: daar zal geen bedrog zijn van mijne zijde. Indien ik in deeze dingen nalatig ben, ik zal een afvallige zijn , en een overtreder der voorschriften van het Heilig Evangelium en van het Christen gelove, Ik zal zeggen, dat het Evangelie valsch is; ik zal loogchenen, dat Christus leve, en dat zijne moeder maagd geweest zij ; ik zal een zwijn slachten over de Doopvonte , en ik zal de Priesters van den Altaar vloeken ; ik zal met wellust hoererij pleegen op den Altaar, en ik zal de vervloekingen der H. vaderen op mii nemen. Alzo beschouwe mij Gid van boven.
Daar kan niets afgrijsselijker, godloozer, noch verfoeielijker bedacht worden dan deeze eed; en daar door zelfs, en door eenige andere kentekenen, moet men oordeeien, dat het niet anders is dan eene gantsch onwaarschijneiijke bedriegerij. Men heeft niet nagelaaten dit formulier ais een echt stuk in te aschen in een der boekjes, die tegen Frankrijk uitkwamen in den laatsten oorlog van de voorgaande eeuwve, dat is te zeggen in den Jaare 1692. Verscheide andere bespottelijke en plompe verzieringen wierden tot nadeel van deezen Prins gesmeed, die bij Baijle gevonden worden. FRANÇOIS DE I was oorzaak van eenige nieuwigheden, waar onder men voornamelijk rekenen mag de gewoonte, welke de vrouwen aannamen van ten hove te verschijnen. Dit deed echter de Salische wet niet veranderen, welke niet toelaat, dat de Kroon van Frankrijk vervalt aan de spinrokken; maar men mag zeggen, dat iedere dien tijd tot aan het einde van de XIV eeuwe, weinig meer of minder, Frankrijk door vrouwen geregeerd wierd.
De uitdrukkingen, waar van MEZERAY zig bedient heeft, zullen hier niet kwalijk te pas komen.
„ De Koning FRANÇOIS DE, ( zegt hij) die eene edele drift hadt tot al te schoone zaaken, schepte een wonderlijk behagen in de pracht, geloovende, dat de zelve diende om zijne grootheid te doen blijken; en dewijl hij overreed was, dat de schoonheid der vrouwen den luider van zijne praal zou vergrooten, hier bij gevoegd, dat hij van eene verliefde neiging was, zo heeft hij het eerst die schoone wereld gewend het hof bij te woonen. In het begin was zulks van eene goede uitwerking, deeze beminnelijke sexe de beschaafdheid en de heuschheid aldaar gebragt hebbende, en levendige aanprikkelingen van edelmoedigheid gevende aan de welgemaakte zielen: maar na dat de onreinigheid zig daar onder mengde, en dat het voorbeeld der grootsten het verderf gezag gegeeven hadde, wierd dat geene, dat te vooren eene schoone welle van eere en deugd geweest was, een vuile modderpoel van alle ondeugden; de overgeeving rot onkuischheid maakte zig Meester van de gunst; men geraakte in dezelve; men hield zig slaande in dezelve door dat middel; de waardigheden en weldaden wierden uitgedeelt naar het eigenzinnig goeddunken der vrouwen. En om dat zij gemeenlijk, wanneer zij eenmaal ongeregeld zijn, zig overgeeven tot onrechtvaardigheid, tot bedriegerijen, tot wraak, en tot boosheid, zelfs met veel meerder schaamteloosheid dan de mannen; zo waren zij oorzaak, dat ’er zeer kwaade grondregelen insloopen in de Regeering, en dat de oude Gauloische oprechtheid noch verder verbannen wierd dan de kuischheid. Dit verderf begon onder de Regeering van FRANÇOIS DE I, wierd bijna algemeen onder die van HENDRIK DEN II, en overstroomde eindelijk alle bepaalingen onder KAREL DEN IX, en onder HENDRIK DEN III.”
Men mag ‘er onbeschroomd bijvoegen, dat zulks tot het einde van de XVI eeuwe duurde, zo als reeds gezegd is Men heeft groot ongelijk gehad FRANÇOIS DE I te beschuidigen van te veel toegeeflijkheid voor de Luthschen van zijn Koninkrijk. Zo men gezegt hadde, dat deeze Prins zeer nuttig was voor de Protestanten van Duitschland, men zou zig niet bedroogen hebben. Hij bevrijdde de Republijk van Geneve, de Hoofdstad der Gereformeerden, hunne Moederkerke, die haare Apostelen en boeken in Frankrijk zond, en haare raadgeevingen aan alle kanten, tot ondersteuning van de gemeene zaak. Dit gedrag van FRANÇOIS DE I vergrootte het Canton van Bern, waar van de hervorming nog het gevoel heeft. Hij deed regelrecht goede diensten aan het Smalkaldische Bondgenootschap, en noch meer van ter zijden; want hij was oorzaak, dat KAREL DEN V in hondert gelegenheden de Protesanten van Duitschland vierde, om dezelve aftescheiden van de belangen van Frankrijk. De laatste jaaren van FRANÇOIS DE I waren een tijd van ellende voor hem. De gevolgen van zijne onkuischheid, en her herdenken der ongelukken, waarin het kwaads beleid van zijne Staatsbedienaars hem gewikkeld had, dompelden hem in eene lastigs verdrietelijkheid, die Hem belette zijne waarachtige belangen te kennen; want hij bedroefde zig dodelijk over eene zaak, die hij als een goed geluk hadt moeten aanmerken. Dit was de dood van HENDRIK DEN VIII, Koning van Engeland, een Vorst, die zig zo menigmaal gewapend hadt tegen Frankrijk, en die altoos gereed geweest zou hebben het zelve het onderste boven te keeren, om het met KAREL DEN V te delen. De moeielijkheden van FRANÇOIS DE I, welke hem aangedaan wierden, bij gelegenheid of ter oorzaake van zijne kinderen, waren geene van zijne minste benaauwdheden.
Zijn oudste zoon, FRANÇOIS genoemd, was gebooren te Chateau d'Amboise, den 28 Februarij des Jaars 1518. Hij wierd vergeeven in een kop frisch water door SEBASTIAAN MONTECUCULI, en stierf in het Kasteel van Tournon, den 10 Augustus des Jaars 1536. De Koning, zijn vader, verdroeg deeze dood zo ongeduldig, dat hij zig daar van in een langen tijd niet kon herstellen: want hij had groote hoop en goede verwachting van deezen zoon. De tweede zoon van FRANÇOIS DE I regeerde na hem onder den naam van van HENDRIK DEN II. Men moet niet twijffelen, of hij veroorzaakte veei verdriet aan zijnen vader, wanneer hij onderling verstand hield met MONTMORENCI, die in ongenade was, en dat hij eenen aanhalig maakte tegen de Hertoginne van Etampes, de gunstelinge van zijnen vader. Hij maakte deezen aanhang met DIANA VAN POINTIERS, zijne materesse, en men zou niet kunnen zeggen, wat kwaad deeze twee vrouwen veroorzaakten door haaren minnenijd. Indien de verdeeldheid, welke regeerde tusschen de meesteresse van den vader en de materesse van den zoon verdriet veroorzaakte aan den Koning, de twee. dragt, die ’er was tusschen den DAUPHIN en zijnen broeder, den Hertog van Orléans, was voor hem geen minder oorzaak van smert en nadeel, De aanhang van de Hergoginne van Etampes koos de zijde van den Hertog van Orléans, die van DIANA VA POTIERS arbeidde tegen deezen Prins, en vergiftigde hem eindelijk. Wat verdriet was het niet voor FRANÇOIS DE I te zien, dat zijn eigen zoon, zig meer dan hij moest in de zaken dringende, hem noodzaakte voorbehoedzelen in het werk te stellen, die hem noch aangenaam, noch voordeeiig waren?
De aanhang van den DAUPHIN was oorzaak, dat de Konlng de handen leende tot het vredensverdrag van Crespij. Deeze vrede, voordeeliger zijnde voor den Hertog van Orléans dan voor Frankrijk, protegeerde de DAPHIN , die de grootmaking van zijnen broeder, noch het nadeet van het Koninkrijk kon duiden, tegen den zelven in het Kasteel van Fontainebleau, in tegenwoordigheid van den Hertog van Vendome, van den Graaf van Enghien, zijnen broeder, en van FRANÇOIS, Graaf van Aumale, den 2 December. Men kan zig gemakkelijk verbeelden , dat de Koning van Frankrijk toen liet lot had van verscheide andere groote Prinsen, zeer ongelukkig zijnde in zijn huisgezin, duizend argwanen en duizend onzekerheden gevoelende, welke veroorzaakt wierden door den geenen, die zijn opvolger moest zijn. Zij, die den Hertog van Orléans vergiftigden, behielden misschien het leven van tweemaal honderd duizend menschen, en mogelijk bewaarden zij ook Frankrijk voor de rampspoedige schande van de order der erfvolging te ontrusten. De bijnaam van DE GROTE, die hem na zijnen dood gegeeven wierd, was van geen langen duur; het welk men besluiten mag, om dat al de wereld zegt en schrijft: FRANÇOIS DE I, en niet FRANÇOIS DE GROTE. Men zegt en schrijft; HENDRIK DE VIERDE, of HENDRIK DE GROTE. Dat is het zelve. Het zou eveneens zijn met FRANÇOIS DEN EERSTEN, en met FRANÇOIS DE GROTEN, zo deeze laatstetijtel niet kort na zijne geboorte vervallen was. FRANÇOIS verdiende nochtans dien eertijtel in zekere opzichten, en vooral ter oorzake van zijnen moed, en van die ongeveinsde en openhartige edelmoedigheid, welke zo zeldzaam is onder persoonen van zijnen staat. De standvastigheid van zijnen moed was aan veranderingen onderworpen. Zij hield niet stand genoeg in de gestrengheden van zijne gevangenisse. Hij scheen aldaar van verdriet te zullen sterven; en hij betoonde een weinig te veel vreeze, weder in Frankrijk komende.
MEZERAY zegt, dat hij, zo haast hij op den oever aan deeze zijde gekomen was, op een Turksch paard klom, als of hij eenige lage gevreesd hadde, en het paard de spooren gaf tot S. Jan de Luz toe, dat vier mijlen van daar geleegen was, en aldaar zig een half uur verfrischt hebbende, reedt hij met den zelven spoed naar Bajonne. Hij moet een onwaardig onthaal genooten hebben, geduurende zijne gevangenisse, dewijl hij zijne kinderen belastte zulks te wreeken op straffe van zijne vervloekinge. Men heeft ten onrechte voorgegeeven, dat FRANÇOIS DE I geboren wierd na eene langduurige onvruchtbaarheid van zijne moeder. Verscheide van die geenen, die het leven van FRANCISCUS DE PAULA geschireeven hebben, verzekeren valschelijk, dat de Prinsesse LOUIZE VAN SAVOIJE, Gemalin van KAREL VAN VALOIS, bij dien Heilig het ongeluk beklaagde, dat zij hadde van onvruchtbaar te zijn; en het was reeds een langen tijd, voegen zij ’er bij, dat zij deeze onvolmaaktheid gevoelde. FRANÇOIS DE PAULA verkreeg voor haar de bevrijding daar van door zijne gebeden, en daarom deed zij, van een zoon bevallen zijnde, den zelven FRANÇOIS noemen. Zie daar het geene zij vertellen. THEOPHILUS RAYNALDUS verhaalde, op het woord van deeze Schrijvers, het zelve in zijn Trinitas Patriarcharum, een werk, waar in hij den lof beschrijft van S. BRUNO, Patriarch der Karthuizers, van S. IGNATUS, Patriarch der Jesuiten, en van S. FRANCISCUS DE PAULA, Patriarch der Minimin; doch naderhand, beter onderrecht zijnde, herriep hij het zelve, liet blijkt uit zijne werken, uit die van HILARION DE COSTE, van SAMMARTANI , en van de andere Fransche Schrijvers, dat LOUZE VAN SAVOIJE gebooren wierd in den Jaare 1477; dat zij met KAREL VAN ORLEANS, Graaf van Angouleme, trouwde in den Jaare 1488; dat zij beviel van de Princesse MARGARET, den 11 April des Jaars 1492, en van FRANÇOIS den 12 September des Jaarg 1494; en dat zij haaren Gemaal verloor den 1 Januarij des Jaars 1496.
Zie daar eene valschheid onwederspreekheid aangetoond, en een voorbeeld gegeeven van de voorbarigheid en onbedachtzaamheid, waar mede men in de Legenden der Heiligen hunne mirakelen ophoopt, zonder de moeite te nemen van de Genealogische of Chronologische tafelen te raadpleegen. Indien men dezelve nagezien hadde, men zou zig wel gewacht hebben te zeggen, dat eene vrouw, die van eene dochter bevalt in den ouderdom van vijftien Jaaren, en van eenen zoon in den ouderdom van zeventien, gezucht en geklaagd hadde over haare langduurige onvruchtbaarheid, en daar van alleen bevrijd was geworden door de gebeden van een Heilig. Het is te wenschen, dat ’er niet anders dan eenvoudigheid en ligtgelovigheid geweest zij in het verbreiden van dit vaschs mirakel, en dat de noodzaaklijkheden en de belangen van de gemeenschap (waar van mee een woord gesproken op het Artijkel van FRANCISCUS VAN ASSISE) de Minimen niet kunnen bewoogen hebben den Patriarch met deezen valschen roem te verderen. Men heeft FRANÇOIS DEN I geteld onder de Prinssen, die, den troon beklommen hebbende, zig niet hebben willen wreeken over de beledigingen, die zij in een gemeenen stand ontfangen hadden. Men geeft voor, dat hij, onder de Regeeringe van LODEWYK DEN XII, KAREL, van Bourbon tot eenen tweestrijd uitdaagde, die door zekere aanbrengingen getracht hadde hem in ongunst bij den zelven Koning te brengen; en men voegt ’er bij, dat hij, op deezen Vorst gevolgd zijnde, zo weinig gedacht aan de vijandschap, die hij gehad hadde voor denzelven KAREL van Bourbon, dat hij hem verhief tot de waardigheid van Konstapel van Frankrijk.
De liefde, die hij hadde voor de wetenschappen, is aan niemand onbekend; maar weinigen weten de bijzonderheid , die men daar omtrent heeft kunnen zien in eenen brief van ANDREAS ALCIATUS, die eerst gemeen geworden is in den Jaars 1607. De zelve was geschreeven van Bourges den 3 September des Jaars 1550. ALCIATUS verhaalt daar in, dat zekere JULIUS CAMILLUS, een geleerd man, hadt aangeboodtn aan FRANÇOIS DEN I, om hem in een maand tijds Grieksch en Latijn te leeren spreeken, in proza en in vaarzen, met zo vee! lieflijkheid als DEMOSTHENES en CICERO als HOMEERUS en VIRGILIUS. Het was genoeg, dat de Koning hem een uur des daags gaf; maar CAMILLUS wilde alleen zijn met deezen Vorst; hij geloofde, dat zulk een groot geheim niet behoorde medegedeeld te worden den aan gekroonde hoofden. Hij eischte ook voor zijne belooning een jaarlijksch inkomen van twee duizend kroonen in goede benefielen. De verzekerdheid, waar mede hij sprak, overreedde FRANÇOIS DEN I om te gelooven , dat ’er iets wezenlijks was in de ongemeene beloften deezen persoon. Hij wierd na de tweede les weg gezonden, en met een geschenk van zes honderd kroonen begunstigd. Daar is eene andere bijzondere zaak, en van meerder belang, die eerst sedert weinig tijds bekend is, dat is, dat de Hertog van Orleans, tweede zoon van FRANÇOIS DE I, aan de Protestantsche Vorsten van Duitschiand aanboodt binnen Godsdienst te doen prediken; men vermoedt, da: hij de voorstellingen deedt met bewilliging van zijnen vader. De Schrijver van eenige zamenspraaken, welke in den Jaare 1700 in ’s Gravenhage gedrukt zijn, en die dezelfde was met den Aartsbisichop van Kamerijk, die de gevallen van TELEMACHUS heeft uitgegeeven, heeft de gebreken van deezen Vorst zeer wel aangetekend, in de zamenspraak, welke hij vooronderstelde tusschen deezen Prins en LODEWYK DEN XII. Het is jammer, dat deeze zamenspraak wat te kort is; men kan ’er weinig anders dan dit in berispen.
FRANÇOIS DE I maakte eene ordonnantie, waar door hij de gewoonte afschafte van de openbaars acten in het Latijn te maken. NAUDEUS heeft zulks aangeroeid, en verscheide andere bijzonderheden, betredende de geleerdheid van deezen Prins, zijne schriften , en zijne genegenheid voor de geleerden. Onder de loftuitingen, die hem gegeevea zijn wegens de zorge, die hij hadde om de wetenschappen te doen bloeien, moet men niet vergeten de erkentenis, welke de geleerden hem betoond hebben over het doen maken van verscheide uitmuntende drukken.
Men behoeft deswegen maar na te zien PETRUS VICTORIUS, in praejat. Comment.in VIII Libros Arislotelis de optimo statu civitatis. De doortocht, dien FRANÇOIS DE I deed maken dwars door een gebergte, is verwonderenswaardig. LEGER , in zijne Hist. des Eglises Vaudoises, I Deel, pag. 2, vezekert, dat de ,, de berg Visol, die voor den hoogsten van Europa gehouden wordt, en waar in de Po zijn oorspronk heeft, de berg is, waar van de geschiedenis zegt, dat FRANÇOIS DE I denzelven gantschelijk deedt doorgraaven, om in Italie te komen. En in den daad, voegt hij ’er bij, hoe wel de Franschen, zedert dat zij het geheim gevonden hebben om den doortocht van den berg Genevre veel korter en gemakkelijker te openen, zig van de voorgemelde opening niet meer bediend hebben, dezelve is echter noch in staat, en zal het ongetwijffeld zijn tot het einde der wereld, zijnde bijna gantschelijk te in de rots uitgehouwen: men heeft omtrent twee nodig om ’er door te trekken; 5 men kan de muilezels met hunnen last daar door voeren, en al het ongemak, dat ’er is, bestaat daar in alleen, dat men’er gantschelijk niets zien kan, en dat men ’er noodzaaklijk toortslicht in moet brengen.”
Deeze Schrijver heeft den tijd van deezen wonderbaarlijken arbeid niet aangetekend, noch welke Historien daar van spreeken; maar men heeft geoordeeld , dat de onderneeming van FRANÇOIS DEN I in Italie in den Jaare 1515 daar van het tijdbestek is. MARTIN DU BELLAY spreekt 'er kortelijk van, en zonder eenig denkbeeld te geven van de wonderlijke moeite, die men hadde moeten doen in den doortocht der Alpen, in zijne Memoir. Livr. /, a l’année 1515, pag m. 28. GUICIARDIN spreekt ’er omstandiger van L. XII, Folio m. 356. MARILLAS doet niet minder in zijne Hist. FRANÇOIS DEN I, Livr. I, pag, 43, d'Edit. de la Haije 1690; zie hier zijne woorden:
„ LAUTREK en NAVARRE met den bloem van het Fransche Leger lieten Geneve (hij moest zeggen den berg Genevre) aan de slinker hand, doorwaadden de Rivier Durerce, en begaven zig in den hals of ingang van Argeutiers , (Argentairius vicus), door een plaats, Gillestre e genoemd. Zij boorden van daar door tot aan de rots S. Paulus, die men met ijzer en vuur moest openen De twee volgende dagen. waren de gravers meest onnut, want dewijl ’er geen berg meer was, die niet van den anderen was afgescheiden door afgronden, zo waren de mijnen en doorgravingen van geen gebruik meer, en men bediende zig van bruggen van communicatie om het geschut te vervoeren. De soldaaten en de gravers sleepten het zelve in de ontoegankelijke plaatzen met lastbeesten; zij vulden met takkebosschen de plaatzen, die gedempt konden worden ; en zo deeze plaatzen te wijd waren, voldeed men aan het ledige door zwaare boomen en stutten. Men kwam op deeze wijze aan den berg Pied-de-pore, daar men wanhoopte door te booren, om dat dezelve uit een enkele rots bestondt, die van alle zijden ongenaakbaar was: maar NAVARRE, die denzelven overal beproefde, ontdekte eene ader, die zachter was dan de andere, en volgde dezelve zo naauwkeuriglijk, dat hij ’er zig een weg midden door maakte. Aldus kwam het Fransche Leger, door de behendigheid der Ingenieurs, door den arbeid der soldaaten, en door de volstandigheid der hoofden, met het einde van den achsten dag in het Graafschap van Saluzzo.
Hoe deeze Beschrijving ook wezen moge, men zal dezelve koud en laf vinden, zo men ze vergelijkt met die van PAULUS JOVIUS in in Hist. sut temp.VI. XV, folio m.. 301 & seq. Daar is een aanmerkelijk onderscheid tusschen hem en VARILLAS. Deeze laatste maakt geen gewag van TRIVULCIUS, aan wien PAULUS JOVIUS de eere geeft van deezen nieuwen weg uitgevonden te hebben, en de voornaamste bestierder van de uitvoering geweest te zijn. De laatste zaak, waar mede men dit Artijkel besluiten, is aanmerkelijk. Men geeft voor, dat FRANCISCUS DE PAULA eenen dag voor zijnen dood op deeze wijze sprak met LOUIZE VAN SAVOIJE: Uw zoon zal Koning van Frankrijk zijn, en in roem, in rijkdommen, en in geluk alle de Prinsjen van zijne eeuwe overtreffen, mits dat hij zig bevlijtige om de hervorming der Kerke te bevorderen; maar zo hij zig daar toe niet bevlijtigt, zal hij zeer ongelukkig zijn. Men moet hier bij aanmerken, dat FRANCISCUS DE PAULA stierf den 2 April des Jaars 1607, en dat LODEWYK DE XII, die toen regeerde, nog bijna acht Jaaren leefde, en dat hij eene Gemalin hadt, die niet onvruchtbaar was. Baijle Dict. Crit. en de Schrijvers, door denzelven bijgebragt.
FRANÇOIS DEN II, zoon van HENDRIK DEN II, wierd gebooren te Fontainebleau den 20 januarij des Jaars 1544, zijtt vader nog DAUPHIN zijnde ; hij wierd genoemd Hertog van Bretagne, en gemeenlijk Monseigneur de Hertog. Hij trouwde in den Jaare 1558, in den ouderdom van omtrent 15 Jaaren, met MARIA STUART, Koninginne van Schotland, eenige dochter van JACOBUS DEN V, en wierd om die reden toen de Koning Dauphin genoemd. Na den dood van HENDRIK DEN II wierd hij in den ouderdom van zestien Jaaren te Rheims gezalfd, op zondag den 17 September des Jaars 1559. Onder zijne Regeering begonnen de partijschappen, die al bij zijns vaders leven ontstaan waren, veel onrust te maken, waar toe zijn jonkheid inzonderheid goeds gelegenheid gaf, naar dewelke hij wel kroonmondig, dog noch te jong was om zonder hulp te regeeren. De Koninklijke moeder hield het met de Guisen, die met de jeugt en zwakheid des Konings, wiens Gemalin hunne nichte was, hun voordeel deden , en zig zo volstrekt ontzaggelijk maakten, dat de konstapel van Riontmorenci, en inzonderheid de Prinssen van den bloede, ANTHONY VAN BOURBON, Koning van Navarre, en LODEWYK, Prins van Condé, zijn broeder, deeze onrechtvaardigheid niet kunnende gedoogen, daar over zeer verdrietig waren, en in het vervolg groote onlusten in het Rijk veroorzaakten. Inzonderheid is het bevel, dat in het begin der Regering door toedoen van de Guisen uitkwam, aanmerkenswaardig; uit krachte van hetzelve moesten alle de geenen, die iets te verzoeken hadden, zig op straffe van de koord binnen 24 uuren van het Hof begeeven. Zij dachten zig hier door van den adel te ontslaan, die hen hinderlijk hadde kunnen zijn.
De jonge Koning was ook zo volkoomen door hen ingenoomen, dat geene voorstellingen iets konden helpen; hoe wel men hem geschriften tegen de Guisen zelfs in zijn bedde deed vinden, waarom hij verscheidene malen wenschte, dat zij zig een tijd lang van het Hof wilden begeeven. De Prinssen van den bloede, en inzonderheid de Prins van Condé, begaven zig derhalven eindelijk aan de zijde der Hervormden, het welk tot den eersten inlandsche oorlog in Frankrijk gelegenheid gaf. De eetste wapenkreet wierd veroorzaak door de zogenaamde zamenzwering van AMBOISE, waar in men wilde dat de Prins van Condé mede begrepen was, en welke daar op toeleide, dat men de Guisen eerstelijk te Blois, en naderhand te Amboise, waar heen zij zig niet den Koning op het eerste bericht van diergelijk een toeleg begeeven hadden, machtig mogte worden. Men had ten dien einde zorg gedraagen, dat van alle kanten krijgsbenden zouden aanrukken; doch de zaak wierd eerst door een Advokaat, aan wien RENAUDIE, de aanvoerder der Hugenooten, zig vertrouwd hadde, en daar na door een Edelman, LIGNIERES genoemd, verraden, die nog daarenboven alle de toebereidzelen en vastgestelde optochten der krijgsbenden ontdekten, en aldus konden de zamengezwoornen niets uitrechten , hoe wel zij poogden het Slot van Amboise met geweld in te nemen, wordende zij niet alleen daar, maar ook onderweeg, van alle kanten naar de beraamde zamelplaats trekkende, te rug gedreeven, verstooid, en de gevangenen, inzonderheid de voorstaamsten, schandelijk ter dood gebragt.
Ondertusschen wierden in des Konings naam eenige bevelen gegeven, welke de hardigheden, die tot nu toe tegen de Hervormden gebruikt waren, scheenen te matigen, en de Koninginne moeder bejegende hen ook wel, om hen dus in slaap te sussen, en daar door de Prinssen van den bloede machtig te worden; tot welken einde eene vergadering der grooten van het Rijk beroepen wierd te Fontainebleau. De Koning van Navarre en de Prins van Condé kwamen aldaar wel niet; doch de brieven, die men van hen ontfing, en de beroerten, die ter zelver tijd in verscheide Provinciën verwekt waren, waar door Lion terstond in handen der Hervormden gevallen was , veroorzaakten in den Koning zulk eene vreeze, dat hij na het sluiten der vergadering zig van Fontainebleau naar S. Germain begaf. Eindelijk, wanneer de Koning van Navarre en de Prins van Condé zig hadden laten overreden om te Orleans te komen, alwaar men voorgaf dat in ’t kort eene vergadering der Staaten gehouden zou worden, wierdt de eerste ter stond in verzekering genomen, en de Koning was zodanig tegen hem verbitterd, dat hij dikwils zeide, dat het natuurlijk vernuft, zijne zelfsbehoudenisse, en de zorge voor het gemeenebest, eene voorbeeldelijke straffe van deezen Prins vorderden; waarom hij ook met des Konings kennis en goedvinden verwezen wierd om het hoofd te verliezen. Daar bij hadt men eene zekere geloofsbelijdenisse opgesteld, waar aan alle inwooners des Koninkrijks hunne toestemmhig zouden geven, en waar toe men reeds drie Legers geschikt hadde, die in alle de Provinciën omtrekken zouden; door welk middel men de Hervormde Lere dacht uit te roeien.
Doch eer het doodvonnis tegen den Prins uitgevoerd kon worden, wierd de Koning schielijk krank aan eene hoofdzweering, welke hij reeds een langen tijdt gehad hadde, en stierf daar aan nog voor het begin van de vergadering der Staaten, den 4 December des Jaars 1560, en wierd te S. Denijs zonder plegtigheden begraaven, welk gebrek men den Hertog van Guise, als Opperhofmeester toeschreef; weshalven dit opschrift op het doodkleed des Konings tegen den genoemden Hertog gehecht wierd : Ou est maintenant Tannegu du Chastel? dat is te zeggen: Waar is nu Tannegui du Chastel? Behalven de beroerten, welke door de heerschzugt der Guisen, en daar benevens om den Godsdienst ontstonden , is in zijne Regeering niets van belang voorgevallen, behalven dat hij eens in oneenigheid geraakte met ELISABETH, Koninginne van Engeland, die zig de zaak der Schotsche Protestanten aantrok, waar tegen FRANÇOIS, ten gevalle van zijne Gemalinne, en om nog andere bezwaaringen, die hij tegen ELISABETH hadde, hulpbenden tegen haar naar Schotland zond, waar over van de Engelsche zijde een vertoogschrift uitkwam, waar in echter alles aan de Guisen geweeten wierd. Maar deeze zaak wierd, na eenige voorafgegaane dadelijkheden, tot gering voordeel en eere van Frankrijk, bijgelegd, hoewel het toenmaals gemaakte tractaat niet uitgewisseld wierd.
De Koning van Spanje trok zig in dien tijd de Fransche zaken aan, en men las eens ten hove, om de Prinssen van den bloede afteschrikken, een brief van hem, waar in hij schreef, dat hij, bericht zijnde, dat eenige onrustige hoofden voorgaven, dat de Koning onbekwaam was tot de Regeering, beslooten hadt denzelven benevens zijn Rijk in bescherminge te nemen. Hoe zeer echter onder hem op de behoudiug van den Roomsch Katholijken Godsdienst gezien werd, de Kardinaal van Lotharingen kon nochtans de invoering van de Inquisitie in Frankrijk niet doordringen. Men kan van den Koning FRANÇOIS DEN II, wegens zijne jonkheid en kort Regeering, in welke hij boven dien niets naar zijn eigen raad gedaan heeft, niets goeds noch kwaads zeggen. Maar hem word het getuigenis gegeeven, dat hij meer tot deugd dan tot boosheid geneigd was, zo dat zijne dienaars hem le Roi sans vice , dat is de Koning zonder ondeugd, plagten te noemen. Voorts was zijne gemoedsgesteltenis , door zijne geduurigs lichaamskrankte zeer verzwakt, dewijl zijne Iangduurige verzweering in het hoofd was, en hij, in plaats van de gewoone opening door de neus, dezelve door de ooren hadde, welker verstopping eindelijk zijnen dood veroorzaaktee, hoewel eenigen willen , dat dezelve door vergif verhaast wierd. Hij heeft door zijne jonkheid en zwakheid bij zijne Gemalinne geene kinderen geteeld,
Thuan. Lib. XXIII, XXIV, XXV, XXVI. Mezeraij. P. Daniël Memoires de Castelnau.