werd gebooren te Amsteldam, den 19 Augustus van het Jaar 1645, en stierf 59 jaaren daar na, op den 19 Augustus, en dus op zijne Geboortedag, van het Jaar 1704. Den grond zijner geleerdheid leide hij onder ADRIANUS JUNIUS Rector der Ill Schoole te Amsteldam : een man, allerbekwaamst om jongelingen te vormen. JUNIUS prees hem het leezen der schriften van OVIDIUS ongemeen aan, vermaanende hem, dien digter tot zijn voorbeeld te neemen. Van Amsteldam begaf hij zig naar Leiden, en volvoerde aldaar zijne taak verder onder GRONOVIUS, den vader, die hem wel haast van andere Leerlingen onderscheidde, en als een vriend achtte, zo als de jonge GRONOVIUS daar na insgelijks deed. FRANCIUS zijne sudien te Leiden volbragt hebbende, begaf zig naar Engeland, van daar naar Frankrijk, en liet zig te Angers promoveeren tot Doctor in de beide rechtten.
Terwijl hij zig te Parijs onthield, maakte hij kennis met verscheidene Geleerden van die Stad, onder anderen met RAPIN. Uit Frankrijk begaf hij zig naar Italie, en werd aldaar van den Hertog COSMUS DEN III met agting ontvangen. Na zijne wederkomst te Amsteldam, beriepen hem Burgemeesteren, in het Jaar 1674 tot Hoogleeraar in de Welsprekenheid en Historien, en in het jaar 1686, in de Grieksche taal. De Curatoren van de Hooge Schoole te Leiden, zogten hem derwaarts te lokken, door aanbod van het Hoogleeraarschap ; dan Burgemeesteren zijne verdienden kennende, verbonden nem, door vermeerdering van Jaargeld. Uitmuntende was FRANCIUS in de welsprekenheid, waar in JUNIUS hem de eerste en beste onderwijzing gegeven had. Toen hij reeds Hoogleeraar was, leerde hij nog van een vermaarden Toneelspeler, ADAM KARLLSEN, van wien hij zelfs getuigt, veel nu, getrokken te hebben. De werken van FRANCIUS bestaan in Poëzij en Redenvoeringen, allen bij één gedrukt, bij WETSTEIN, in het Jaar 1706.
