Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BAX, Paulus en Marcelis

betekenis & definitie

Onder alle de voorstanders der Nederlandsche Vrijheid, dat is, onder de zulken, die door manlijken heldenmoed, dezelve verdedigd hebben, zal men ’er weinigen aantreffen, die dit edel broederpaar voorbij gestreeft hebben. Het eerste, dat men van hun gemeld vindt, was in het jaar 1576, toen zij, onder beleid van den Heer VAN IMMERSEEL, het harnas hadden aangeschoten, volhardende, tot aan het jaar 1582, den lande alle mogelijke diensten te bewijzen.

Tot belooning van hunne dapperheid, werd, in het laatstgenoemde jaar 1582, door den Hertog van ALENÇON, aan MARCELIS BAX vrijheid verleend, tot het oprichten van eene Kompagnie Ruiters. Zij toonden dat hun heldenmoed, in dit geval, gepaard ging met waare broederliefde. Want MARCELIS, de jongste zijnde, stond den eersten rang in die Kompagnie af, aan zijnen ouder Broeder PAULUS, die daar door den rang van Ritmeester verkreeg; vergenoegende zig de jongste onder hem te dienen. PAULUS BAX begaf zig naar Gendt, om van den Prins VAN ORANJE zijn patent te ontvangen, inmiddels dat MARCELIS ijverig met de werving bezig was. Naauwlijks had hij zes paarden bij een, of hem werd bericht dat de Graaf VAN HOHENLO, ter ontzetting van de Stad Lochem, welke door VERDUGO belegerd was, naderde. Terstond begaf hij zig derwaarts, en bragt tot ontzet van die Stad ongemeen veel toe. Daarna werd besloten, VERDUGO verder te verdrijven. M. BAX voegde, om dit ten uitvoer te brengen, zig met zijne zestien paarden bij de Brabandsche Ruiterij, en viel op die van VERDUGO aan.

Dan hij vond zig in deeze onderneeming bedrogen, ziende zig zelven, zo wel van de Brabanders als van de zijnen, verlaaten. Hij bevond zig dus in een gevaarlijke omstandigheid; wordende zijn paard gekwetst, zijn helm en pansier hem afgerukt, en het gevest van zijn Rapier zo plat geslagen, dat het onbruikbaar was. Een stuk van een spies stak hem, binnensbeens, van de knie opwaards, bijna een voet lang in het lichaam; zijn paard was een geheele spies, onder de maanen, zo diep in den hals gestoken, dat het zig niet keeren kon.

Dan hoe zwaar de nood ook ware, begaf hem, echter, de moed niet. Vol vuurs rukt hij eerst het stuk der spiesse uit zijn eigen been, en daarna die uit den hals des paards, en weerde zig zodanig, dat de Ruiter, die hem dacht te vangen, blijde was van hem ontslagen te zijn. Een anderen, die een Lans op hem stiet, ontkwam hij, door den draai zijns paards. Ook ontweek hij nog een derden, die, na een poos met hem gestreeden te hebben, hem ook ontliep. BAX, bemerkende tegen alle die aanvallen niet bestand te zullen zijn, veranderde dus in schijn, en hield zig als of hij tot de vijanden behoorde, roepende Victorie! Victorie! Door deezen list ontkwam hij naar Lochem, rijdende dwars door den vijand heen, zonder verdere hindering. Dus dit zijn ongeluk ontkomen zijnde, geraakte hij in een ander; hij werd met de gantsche Ruiterij opgeligt.

Hij begaf zig dan, zo spoedig mogelijk ware, naar Deventer, en, van zijne wonden genezen zijnde, vervolgens naar Bergen op den Zoom, alwaar hij zijnen Broeder, den Ritmeester, aantrof, en met hem de Kompagnie spoedig in orde bragt.

De eerste aanval, waarin zij gewikkeld werden, was voor Steenbergen, dat door den Luitenant STEMBORN ingenomen was; en schoon deeze, met vier Kompagnien, op hunne bijeen verzamelde magt aanviel, werdt hij door de BAXEN verjaagd, drijvende hem en de zijnen in een ouden toren. De jonge BAX den Toren voorbij zijnde, ontving een kwetsuur in zijn slinkerbeen. Nogthans vertoefde hij, om zijnen Broeder aftewachten; gezamentlijk vielen zij op den Toren aan. De Ritmeester sprong terstond van het paard, en liep met een den Toren in, waarin hij, van zijne bijhebbende manschap, met zo veel drift gevolgd werd, dat hij zelf onder hunne voeten geraakte. Veelen der vijanden sneuvelden; doch het Voetvolk achter blijvende, werden ’er niet meer dan honderd gevangen.

Als een gevolg van deeze hunne overwinninge, behaalden zij omtrent Rosendaal veel voordeel, op een groot deel Spanjaarden, en ontzetteden tevens daar door den Marschalk DE BIRON. Een poos daarna vonden zij zig genoodzaakt, voor de overmagt van DEL MONTE te zwichten. Maar geduurende het beleg van Antwerpen, door den Hertog VAN PARMA, vergoedden zij dit, met de voordeelen, die zij op eenen L'ESPINE behaalden. De grootste nederlaag, die BAX, in al zijn leven, leed, was omtrent Huchtenbroek, alwaar hij niet alleen door DEL MONTE geslagen werd, maar de Ritmeester en zijn Broeder werden kort daar na beide gevangen; zijnde de eerste zelf in de hand gekwetst. De gevangene Heeren werden naar Beveren gevoerd.

Niet lang bleeven zij in de magt hunner vijanden, aangezien de gevangenen dagelijks zo zeer vermenigvuldigden, dat zij zelf blijde waren hun te kunnen uitwisselen.

Na hun ontslag was LEICESTER als Landvoogd aangesteld; onder zijn bestuur hadden zij het geluk, een Convooi met graanen, dat naar Antwerpen gezonden werd, opteligten; het koorn werd onder den voet gesmeten; doch het gebrek daaraan was in Antwerpen zo groot, dat MONDRAGON het zelve van den weg deed opzoeken.

In het jaar 1586 liep Bergen op den Zoom groot gevaar van in de magt der Spanjaarden te geraaken; zonder het voorzichtig beleid van den Heere VALKENBURG, HEEMERT, en de Gebroeders BAX, zou, zonder twijfel, het voorgenomen verraad van den toenmaaligen Gouverneur BEERWOUTS zijn beslag gekreegen hebben, hadden niet deeze trouwe voorstanders der Vrijheid een wakend oog op al zijnen handel gehouden. BEERWOUTS zogt zig te bedienen van een list, om de Stad van hun, zo wel als van hun volk te ontledigen; hij begeerde dat zij des nachts, ter opligting van een Spaansch Convooi, zouden uittrekken. Maar de BAXEN stelden zig hier tegen, zeggende dat hun, in de tegenwoordige omstandigheid, door de Staaten geboden was, Bergen te bewaaren, en niet om op de Convooijen te passen.

Op ‘t Art. BERGEN OP DEN ZOOM zullen wij zien, hoe deeze verrader, wiens aanslagen ontdekt werden, de Stad wist te ontkomen. Twee jaaren daarna twijfelde men niet, of Bergen zoude belegerd worden. Van dit oogmerk der Spanjaarden kreeg men zekerder bericht, door twee gevangenen, die door de Ruiters van BAX opgeligt waren, en verklaarden, gemeend te hebben, dat de belegering reeds werkelijk was aangevangen. Hier door kreeg men in de Stad gelegendheid, om maatregelen daar tegen te werk te stellen, en dezelve van meer Volks te voorzien; zo als ook geschiedde, door het inneemen van eenige Engelsche Regimenten, benevens dat van onze Helden. De vijand inmiddels vast naderende, oordeelden de BAXEN noodzaaklijk te zijn, dat hem alle verhindering moest worden toegebragt; zeggende dat zo men zig geheel liet insluiten, de Ruiterij als dan van geen dienst meer zijn konde. Doch anderen, die binnen waren, oordeelden het gevaarlijk, zig met uitvallen te waagen; voorgeevende, dat zo zij overwonnen werden, dit voor de Stad ten uitersten nadeelig zou zijn; ja al bekwamen zij eenig voordeel, zulks den vijand weinig hinder zou aanbrengen, aangezien deeze, door zijne magt, zulks ligt herstellen kon.

PAULUS BAX antwoordde hier op, dat hem en zijnen Broeder, zo wel als anderen bekend was, dat men voorzichtig te werk moest gaan. „Wij weeten ook, zeide hij, dat de vijand van een magtig en overwinnend Leger voorzien is, en dat hij veel sterker van volk is dan wij; ook is ons niet onbekend, dat ’er mannen onder hen zijn: dit hebben wij in persoon meer dan eens ondervonden.”

Met deeze en andere redenen op den Gouverneur DURRIJ niets winnende, wilde hij, gestoord, zig uit den Krijgsraad begeeven. Dan DURRIJ belette hem dit, zeggende. „Zo gijlieden oordeelt, zulks ten beste van de Stad te zijn, zal ik ’er mij niet langer tegen verzetten.” Dit woord was naauwlijks gesproken, of de vergadering scheidde; Ruiterij en Voetvolk, ieder verzamelde zig bij de zijnen.

De Heer VAN UCHTENBROFK, een Hollandsch Edelman, Kornet onderden Ritmeester BAX, werd vooraf gezonden, om den vijand op de vlakte te lokken, tusschen het Leger en de Stad; gevolgd van veertien of vijftien Harquebussiers, reeden ze recht toe op het vijandelijk Leger aan. De Lanciers namen een anderen weg, met neergevelde Lanssen, om van den vijand te minder gezien te worden; de Harquebussiers van M. BAX voegden zig bij hen. De gebroeders namen den voortogt; WILLUGBIJ plaatste zig in de midden, en PARKER nam de achterhoede. De Spanjaarden, het klein getal manschap ziende, dat door UCHTENBROEK geleid werd, zonden daar op af eenige Musquettiers. Ter plaatse daar UCHTENBROEK zig bevond, waren veele aarden wallen, met doornen en distelen bewassen, dienende ter onderscheiding der Akkers; die van den vijand namen, al vechtende met UCHTENBROEK, dezelven in.

De anderen, deeze goede gelegenheid ziende, vallen, met het opsteken der Trompetten, eensslags op den vijand in; vechtende als Leeuwen, dwongen ze de Musquettiers om genade te bidden. Van den kant der vijanden werden drie vaanen Ruiters gezonden, doch ook deeze met ’er haast, door de BAXEN, die den voortogt hadden, op de vlugt geslagen; wordende voorts genoodzaakt, zig op den Rijsselberg te houden, en van daar het vangen en dooden der hunnen aantezien.

Het voorneemen der uitgetoogenen was, terstond na eenige overwinning behaald te hebben, weder stadwaarts te keeren, om zig het gantsche Leger des vijands niet op den hals te haalen. Terwijl men bezig was met de gevangenen naar de Stad te voeren, geraakte PARKER, door een allegroote moedigheid, te diep onder de vijanden; driemaal greepen zij hem reeds, en ook zo veele maalen ontzette hij zig zelven. De BAXEN en POULIJ, het gevaar, waarin de Ritmeester PARKER zig bevond, ziende, liepen, ter behaaling van eer, midden onder den vijand, stellende de bevrijding van dien held boven alle de gevangenen: waar door hem dan de weg ter ontkominge gebaand werd.

Juist op dat pas kwamen de Engelsche Oversten WILLUGBIJ en WILFORT uit Holland aan. Zij bedachten zig geen ogenblik, met hun bijhebbend volk, deelgenooten van den strijd te zijn. De vijand had meer dan 200 dooden, benevens veele gekwetsten en gevangenen verlooren; terwijl van de uitvallers slegts vier of vijf gesneuveld waren, schoon zij ook veele gekwetsten hadden.

Na dit voorval van den 25sten September, werd, door WILLUGBIJ, op den 25sten, een tweede uitval ondernomen, die van geen zo goed gevolg was, vindende hij den vijand beter op zijn hoede. De Ruiterij van weerkanten geraakte handgemeen; de BAXEN, die niet dan heldendaaden verrichtten, gaven daar van nieuwe blijken. MARCELIS, die al vechtende een Albanees aantrof, stak denzelven met zijn zwaard dwars door het lichaam, en trok hem daarna bij de hairen, wat tegenstand hij ook deed, midden uit den vijand; en na hem tot de zijnen gesleept te hebben, viel zijn paard onder hem neder.

Onmogelijk is het, alle hunne mannelijke daaden, geduurende het beleg, dat op den 12den November werd opgebroken, te verhaalen, zonder het gantsche dagregister daar van na te schrijven. De jonge BAX was op dien stond, dat WILLUGBIJ den roem der Helden ten Hemel toe verhief, nog bezig met PARMA in zijnen aftogt alle mogelijke nadeelen toe te brengen, waar van de voordeelen hem meer waardig waren dan de loftuitingen; die de beide Broeders nog oneindig meer verdienden, met de vijanden uit het Kasteel van Wouw te verjaagen, en het grootste gedeelte van de Kompagnie van COPARDIN, die daar binnen lag, allen uitgeleezen volk, tot hunne gevangenen te maaken, of te dooden.

Geen kleiner heldendaad bedreef MARCELIS BAX, nu reeds tot Ritmeester bevorderd zijnde, in de maand December 1589, met de overmeestering van een Convooi, dat gedekt was door 600 Mannen, daar hij en de zijnen niet meer dan 140 Man uitmaakten; waarbij hij, in het aanzien van een groot deel des vijandelijken Legers, zig meester maakte van drie Vaanen, en van de wagenen, belaaden met de klederen, voor het Regiment van Don GERDINANDO DE GONZAGA, en anderen.

MARCELIS, met zig neemende, zo van zijne eigen als van zijns Broeders Kompagnie, 130 man, belaste dezelven met een aanslag op Borgloon, een Stedeken gelegen in het Land van Luik. Doch deeze hun mislukkende, en onder hunne Ritmeesters niet gewoon zijnde, vruchtloos te keeren, trekken zij verder, en slaan zig door de vijanden heen, tot voor de Stad Tienen, die met vijf of zes Vaandelen Spanjaarden bezet was. Met list geraaken zij daar binnen, drijven de Spanjaarden ’er uit, ontweldigen hun de Vaandelen, en trekken, met zo veel buit, als zij laaden konden, uit dezelve. Vier honderd man van den vijand, hier van verwittigd, wachtten hun op; doch zij onder elkander besloten hebbende, hunnen buit niet dan met hun leven te verlaaten, slaan ’er zig met geweld door heen, en komen wel beladen te Bergen te rug.

Weinig tijds daarna gaven vijftien van deeze Helden nieuwe blijken van hunne dapperheid, in het land van Waas, alwaar dezelven met vijf-en-veertig anderen handgemeen raakten, en die allen overwonnen zouden hebben, waren zij niet, door een menigte Voetvolk, te gelijk overvallen geworden. Zij keerden, echter, zonder eenig verlies door die overmagt geleden, te rug, zonder vervolgd te worden.

De Graaf VAN MANSFELT werd, in het jaar 1590, den moed en dapperheid van BAX, ten zijnen nadeele, ontwaar, toen deeze tegen hem, met 225 paarden, uit Bergen trok, dezelve geheel en al verstrooide, en met 40 man en 80 paarden als hunnen buit te rug keerde.

Als in dit zelfde jaar, op den voorslag van Prinse MAURITS, door der Staaten, bevel was afgevaardigd, tot het doen van eenen Ruitertocht, om eenige kwartieren onder contributie te stellen, werden daar toe uitgekozen die van den Ridder VEER, SIDNIJ, POLLIJ, BARCHON, DE RIDDER P. BAX, M. BAX, PARKER, POULI, VOISIN, EDMONT en KNISKI. Dewijl men het noodzaaklijk oordeelde, dat een van deeze als Ritmeester het bevel, geduurende deezen togt, zou hebben, werd het zelve, op raad van zijne Excellentie, en met goedvinden der Staaten, vertrouwd aan den moed en het voorzichtig beleid van den Ridder PAULUS BAX, en aan hem gegeeven volkomen magt en gezag, om de gezegde Kompagnien te voeren in de Graafschappen Henegouwen en Artois, en zo veel verder, als zonder gevaar van dezelve Kompagnien zou kunnen geschieden. Met een werd hem toegestaan, met zig te neemen, een of twee honderd man Voetvolk, uit het land van Tertolen, Breda, Bergen, zo hij zulks dienstig oordeelde. Tot groot nadeel van den vijand werd deeze volbragt.

In het volgende jaar, bevond zig M. BAX tegenwoordig bij het ontzet van het Fort Knodzenburg, door Prins MAURITS, alwaar hij en de Ridder VEER alle blijken van waare dapperheid betoonden.

Die van Antwerpen, ten uitersten verbitterd op de Soldaaten van Bergen op den Zoom, om reden van den buit, dien zij hun dagelijks onthaalden, dreigden, om zulks te wreeken, twee gevangenen met de galg te zullen straffen. Doch uit vrees, dat de hunnen het zelfde lot zouden ondergaan, raadpleegden ze hier op MONDRAGON, als toen Gouverneur van ‘t Kasteel, met wien zij overeenkwamen, dat deeze hun de gevangenen met geweld zou ontneemen, en doen hangen, zo als kort daarna geschiedde. De Heer P. BAX, MONDRAGON en die van Antwerpen dit willende verleeren, besluit met zijnen Broeder, om ter wraake zijner Soldaaten, eenige Antwerpenaars meester te worden. Om dit werkstellig te maaken, werden twintig Soldaaten, gekleed als Boeren, gelast, tien of twaalf wagens, geladen met zantzakken, als een Convooi, te brengen tot voor de poort van Antwerpen, als voerlieden moesten zij met zweepen in de hand gaan, en hun geweer verborgen houden.

Tagtig Soldaaten werden gelast zig te verschuilen, tot zo lang de voerlieden in de poort zouden zijn. Te Berchem was de Ruiterij geplaatst, om, als het tijd ware, toeteschieten. Het oogmerk van deezen aanslag was, zig meester te maaken van de Gildebroeders, die bij dag de wacht aan de poort hielden. Waarschijnlijk zou zulks gelukt zijn, zo niet, zeer toevallig, de poort, om eenige verbetering, die daar aan gemaakt werd, gesloten was.

Wij hebben reeds gezegd, dat zij niet gewoon waren, onverrichtter zaake te rug te keeren. Dit toonden zij nu ook: want, na eenige ogenblikken toevens, verscheen een Spaansch Convooi, van den weg van Lier komende. Terstond gaven zij elkander een teken, wierpen de zweepen weg, vielen het Convooi aan, overmeesterden het en bragten het, met eenige gevangenen, naar Bergen.

Toen, in het jaar 1592, de Ridder MORGAN, Gouverneur van Bergen op den Zoom, door Koningin ELIZABETH, voor den tijd van drie maanden, te rug ontboden was, werd de Heer PAULUS BAX, op voorstel van haare Majesteit, en met goedvinden van den Raad van Staaten, geduurende dien tijd, tot Gouverneur aangesteld; MORGAN niet wederkeerende, bekleedde de Ridder die plaats tot aan zijnen dood. In dat zelfde jaar verhinderde de jonge BAX aan VERDUOO, Coeverden te ontzetten.

In het jaar 1595 behaalde deeze Heer wederom groote voordeelen, te Turnhout, op den Graaf VAN BARLAIMONT en anderen; gelijk honderd man der zijnen, weinig tijd daar na, bij Herentals de overwinning bevochten. Ook behaalde hij grooten lof, door zijne dapperheid, geduurende het beleg van Grol; verhinderende hij den Hertog VAN PARMA, die plaats te ontzetten.

Toen, in het volgende jaar, Hulst, door den Kardinaal Aartshertog, belegerd werd, trachtten de Ritmeesters M. BAX, DU BOIS en DONK hem daar in alle mogelijke afbreuk te doen; gaande, ten dien einde, te Bergen met omtrent 230 paarden te scheep. DONK raakte met zijne Schepen op eene droogte vast; BAX en DU BOIS, hunnen aanslag willende volbrengen, begaven zig, uit de Schepen, die in vlot water lagen, in allerhaast, met 150 man aan land, en van daar naar het leger van den vijand. Om te meer bedekt te blijven, scheidden zij het Volk van een, en reeden, met kleine Troepen, het land door. Alle de Soldaaten, die zig aldaar, met of zonder Wapenen, bevonden, ten getale van meer dan 700, werden door hen gedood. Ook namen zij een klein Kasteel in, en deeden de manschap, die zig in het zelve bevond, over den kling springen: waarna zij tot den terugtogt besloten, voerende met zig vijftig gevangenen van allerlei Natien.

Uit ieder Natie, tot zeven toe, namen zij ’er een, die zij Prinse MAURITS aanboden, tevens den Vorst berichtende, dat het Conterscharp, tusschen de Stad en de Moervaart, in dien nagt zou aangetast worden; waarom de Prins zulke order deed stellen, dat de aanval vrugtloos afliep. De vijand, echter, met het Beleg voortvarende, en ’t Land van Hulst onder Contributie houdende, deed de Gouverneur BAX, door het uitzenden van eenig Volk, en daar onder ook de Kompagnie van zijnen Broeder, alle moeite om de Spanjaarden en Waalen te beteugelen; doch de meengte deezer Volken was oorzaak, dat op dien togt niets verricht werd, dan het verslaan van eene Kompagnie Italiaanen, onder bevel van DE SANGRO staande.

De Kardinaal, hoogmoedig op zijne verovering van Hulst, liet zig voorstaan, dat het gezach des Konings wel haast hersteld zou zijn. Het ontbrak niet aan zulken, welke aan die grootspraak geloof gaven; veel min aan hun, die mede werkten, om dezelve bewaarheid te doen werden. De Markgraaf van Antwerpen, geen de minsten van die zijnde, zond, door een Boerin, aan den Gouverneur BAX een Brief, waarin hij den Ridder vermaande, zig aan de genade en gehoorzaamheid van den Kardinaal te onderwerpen; met bijvoeging dat zij, die de eersten hier in waren, het grootste loon hadden te verwagten. De Gouverneur, benevens zijnen Broeder, den Brief geleezen hebbende, beraadslaagden wat antwoord zij aan de Boerin zouden geeven. Hun besluit was, de Copie des briefs terstond aan den Raad van Staaten te zenden, en den Brief zelven, in tegenwoordigheid van de Boerin, aan den Galg te doen spijkeren; voorts aan de eene zijde een Lantaarn, en aan de andere zijde een Bril te hangen. Hierna werd de brengster te rug gezonden, en haar belast, den Markgraave te boodschappen, op welke wijze zijn Brief beantwoord was.

Te Antwerpen dreigde men eenige gevangenen van BAX te handelen gelijk hij met den Brief gedaan had; BAX wist zig, gelukkiger dan weleer, van eenige Antwerpsche Burgers meester te maaken, en schreef voorts, ook met hun te zullen handelen, gelijk zij aldaar met zijne Soldaaten zouden doen. Dit bericht deed hij, door eene gevangene Juffer, den Markgraave aanzeggen. Nogthans gingen die van Antwerpen met de voorgenomene rechtspleeging voort; BAX volgde, schoon met tegenzin, hun voorbeeld, om zijne Soldaaten daar door te spaaren.

De Graaf VAN VERAX, door den Kardinaal Aartshertog, in Braband gezonden zijnde, lieten de Staatschen, en inzonderheid die van Bergen, niet na, hem dagelijks te verontrusten. Na dat de beide Broeders, uit eenige gevangenen, de waare gesteldheid van de magt, die VERAX bij zig had, verstaan hadden, zond de Gouverneur zijnen Broeder naar Holland, om de Staaten en den Prins daar van te onderrichten; waar na besloten werd, den Graaf, waar men hem vond, aantetasten. MAURITS deed daarop 5000 Knegten en 900 Ruiters, van Geertruijdenberg, omtrent Turnhout vergaderen, en voorts recht daarop aantrekken. De vijand, op de aannadering deezer benden te rug keerende, werd achtervolgd door PEINSE VAN DER AA, Kapitein van de Garde van zijne Excellentie, met 70 Schutters, benevens den Ridder VEERE, DIDINI en den Ritmeester M. BAX, welke vijftien van de bekwaamste Ruiters, zo van de Kompagnie zijns Broeders als van de zijne, bij zig had; zijnde zij in het geheel 118 man sterk.

De Graaf VAN MOHENLO was gelast, des vijands aftogt gade te slaan. Deeze, hunne vlugt ziende, wilde dat M. BAX zijner Excellentie daar van kennis zou geeven; dan hij den vijand tot hier toe vervolgd hebbende, verzogt, daar mede te mogen voortgaan. HOHENLO zond, op dit verzoek, een anderen aan Prins MAURITS, die, na de noodige orders gegeeven te hebben, den vijand deed vervolgen. Op de Heide bij Turnhout werd op denzelven eene Volkomene overwinning behaald.

Om ons niet in alle kleinigheden, ten aanzien van de grootheid des Helds, wiens daaden wij ons hier erinneren, in te lasten, naderen wij het jaar 1600, waar van men ons mede ten goede zal houden, alle omstandigheden, waarbij de Ritmeester BAX zig bevond, niet te verhaalen, aangezien wij dan genoodzaakt zouden zijn, de geschiedenissen van dat jaar, en bijzonderlijk den beroemden slag van Nieuwpoort, met alle deszelfs omstandigheden te moeten melden, het geen tot nader gelegenheid gespaard moet worden. Dit alleen zeggen wij ’er thans van, dat de Ritmeester MARCELIS BAX de raad en vertrouweling van Graave LODEWIJK was, met wien dezelve, vóór den aanvang van den slag, met zes Kompagnien, door des vijands Ruiterij, in de Duinen besloten werd; zodat zij genoodzaakt waren, zig eenen weg te openen, ’t welk te gelijk den aanvang der Schermutzeling veroorzaakte.

BAX verkoos, met de Kompagnie van den Gouverneur van Bergen en de zijne, de Ruiterij van BELIOSE te bevechten, die hij, na hevigen tegenstand, deed wijken, verstrooiende de manschap zodanig, dat zij de hunnen, op dien dag, van geenen verderen dienst konden zijn. Na deeze verrichting verzamelde BAX de zijnen, en deed daar mede alles wat van dappere en onversaagde Helden, ten dienste van het Land en tot hunnen eeuwigen roem, kon gedaan of verwacht worden. Niets meer behoeft, in dit geval, tot lof van deezen Held gezegd te worden, dan dat hij, na deezen vermaarden Veldslag, door Prins MAURITS tot Bevelhebber over de Ruitertochten in Brabant aangesteld werd; dat de Staaten Generaal hem bevorderden tot Commissaris Generaal, en Serjeant van de Kavallerij in dienst van den Lande; welke aanvertrouwde posten de volslagenste bewijzen zijner dapperheid en bekwaamheid zijn.

Deeze Held, in het jaar 1604, onder der Staaten Veldheer, zig mede in het beleg voor Sluis bevindende, en, volgens zijnen aart, werkzaam zijnde, deed hij den Prins verzoeken hem te veroorlooven, met de drie Kompagnien, die onder zijn bevel stonden, eene kleine schermutzeling te mogen aanvangen, om te beproeven van wat gevolg zulks zijn zou. Het antwoord was: Zeer wel, maar waag u niet verre. Terstond stijgt de Commissaris Generaal te paard, en rijd met den zijnen op den vijand aan, wordende van eenig Voetvolk gevolgd. De strijd werd langs hoe heviger, vermits de vijand, ieder ogenblik, nieuwen onderstand kreeg. Na dat BAX nu langen tijd zijne partij afgemat had, naderde Don Louis DE VELASCO, verzeld van 1500 uitgeleezene Spanjaarden, die een nieuwen aanval ondernamen. Het oogmerk van den Heer BAX was toen, deeze manschap zoverre te lokken, tot zij onder het bereik van Prinse MAURITS kwamen; om hen te vuuriger te maken, gaf BAX zig aan die zijde bloot.

Het oogmerk gelukte hem, en hij bragt hen ter plaatse, alwaar de strik zodanig gespannen was, dat zij 't gevaar ontloopen noch ontzwemmen konden, maar het met den dood moesten bekoopen. De drie Kompagnien hadden insgelijk rijkelijk haar deel gekreegen, zijnde ’er, van 250 paarden, meer dan 90 doodgeschoten; van de Kompagnie van BAX was bijna geen Ruiter ongekwetst. Hij zelf had eene wonde aan zijn been bekomen. De Staaten, den betoonden moed willende beloonen, vereerden, op den voorslag van den Heer VAN OLDENBARNEVELD, aan ieder der drie Kompagnien, honderd Rosenobels. Ook was het gevolg van dit gevecht, dat Prins MAURITS het beleg nader aan de Stad brengen, en vervolgens haar kon meester worden.

Toen gemelde Vorst, in het jaar 1605, met de meeste magt van het Staatsche Leger, zig in den omtrek van Zutphen bevond, om SPINOLA het hoofd te bieden, meende de Aartshertog ALBERTUS zig van deeze gelegenheid te bedienen, om eenige plaatsen in Brabant onder zijn geweld te brengen; voornaamlijk had hij het oog op Bergen op den Zoom gevestigd, en verzamelde alle mogelijke magt om die Stad te overvallen. Ten allen gelukke werd de Gouverneur BAX daarvan bij tijds onderricht. Drie ongewapende Ruiters, op kundschap uitgezonden, geraakten in de magt der vijanden, zo dat zij hem geen nader bericht konden mededeelen. Meer dan 4000 man te voet en drie Kompagnien Ruiters, vertoonden zig dus onverwacht voor Bergen, in het midden van den nagt, en legerden zig, vóór den dageraad, rondsom de Stad.

Terwijl zij hier mede bezig waren, hoort de Gouverneur een klein klokje, ten teken van alarm, trekken; (in het verhaal word dit als iet zonderlings aangemerkt, wijl hij zulks voorheen in zijne wooning nooit had kunnen hooren). In allen spoed stijgt hij te paard, en begeeft zig naar de Waterpoort, alwaar hij wist, dat de Stad op haar zwakst was; wordende gevolgd door die geenen, welke voor zijn huis de wacht hadden.

Met deeze weinigen, die, echter, binnen kort van anderen gevolgd werden, deed hij allen mogelijken tegenstand, zo met schieten, werpen van steenen als anderzins; waagende zig zelven daar de nood en het gevaar ’t grootst waren, hield hij den vijand zo lang bezig, dat het water begon te wassen, en hun noodzaakte al hun voordeel te verlaaten en af te trekken. Dit, echter, belette niet dat de Aartshertog de misslagen, bij deezen aanval begaan, in een tweeden zocht te verbeteren. De Gouverneur BAX zuimde ook van zijnen kant niet, om zig van hunne oogmerken te doen onderrichtten, en zijne maatregelen daar naar te beraamen; met dat gevolg, dat hij, op den 20 September, toen zij, des nachts om twee uuren, eenen nieuwen aanval deeden, gereed was hun te ontvangen; hij vertoonde zig, met den sabel in de vuist, op die plaatsen, daar zijne tegenwoordigheid meest vereischt werd, en noodzaakte, door deeze manlijke verdediging, den vijand, met groot verlies, voor de tweede maal, de Stad te verlaaten; zie breder BERGEN OP DEN ZOOM.

Niet min dapper gedroeg zig, in het jaar 1606, de Commissaris Generaal M. BAX, in de heerlijke retraite van Prins MAURITS, voor het Leger van SPINOLA, met agt Kompagnien, waar mede hem gelast was, de magt des vijands uit het Dorp Mullem en het Huis te Broek te drijven. Na aldaar een uur lang gevochten te hebben, moest hij dan vijand verlaaten, en zig naar de Roer begeeven, ter ontzetting van Graave HENDRIK VAN NASSAU; ’t welk hij, tot behoud van een groot deel des Legers, gelukkig volvoerde. Met die zelfde dapperheid tastte hij, in dit jaar, den vijand aan, na bij Eindhoven, neemende van deszelfs groote overmagt wel 50 Ruiters en 80 paarden gevangen.

De Heer PAULUS BAX, Gouverneur van Bergen en deszelfs onderhoorige Forten, in deezen Zomer overleden zijnde, werd, op deszelfs verzoek, en ter belooning van trouwe en dapperheid, de Heer M. BAX, door de Staaten Generaal, en zijne Excellentie, in deszelfs plaats aangesteld; wordende aan denzelven het patent daar van, door den Heer JOHAN VAN OLDENBARNEVELD, ter hand gesteld, en hij, bij het afleggen van den Eed, op zijn verzoek, van zijne voorige bediening, als Commissaris Generaal ontslagen; blijvende hij, echter, verpligt, den Lande, als de nood het vorderde, alomme, gelijk voorheen, ten dienste te zijn; waar van hij ook in den jaare 1610, in Braband en elders, verscheidene proeven gegeeven heeft.

Of JAN BAX, wiens naam mede, meer dan eens, onder de Nederlandsche Helden, gemeld word, een Zoon van een van hun ware, is mij onbekend; maar dit weet ik, en dient, tot hunnen lof, hier nog gezegd te worden, dat wanneer zij zig niet in ’t veld bevonden, derzelver wooning een Academie of Leerschool voor jonge Edellieden en andere persoonen van rang was, waarin zij een groot aantal van zulke Helden, die de bevestiging van onze Vrijheid hebben helpen bewerken, opgekweekt hebben. Wenschelijk ware het, dat het ter nedergestelde aanleiding mogte geeven, om de BAXEN, in hun geslacht en afkomst, door echte berichten, nader te leeren kennen.

< >