Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

AARLANDERVEEN

betekenis & definitie

met Pulmot, of Albrechts-vierendeel van den Bosch, strekt zig van den Rhijn, bij de Aarbrug, Noord-oostwaart langs de Aar, (zie de beschrijving van deze Watervliet, boven op ‘t Art. AAAR), naar welke, zo wel als naar de Veenlanden, het Ambacht Aarlanderveen, of Aarleveen, genaamd is.

Langs de gemelde Watervliet loopt dit Ambacht, tot aan het gerecht van Vrijenhoef, en ter zijde van deeze hooge Heerlijkheid met eenen Landweg, tot aan den Ringdijk, die ten Zuiden der uitgeveende plassen ligt, en met het Rechtsgebied van Pulmot sluit aan den Nieuwkoperdijk. Van daar keert de scheigrond van Aarlanderveen en Pulmot weder te rug naar den Rhijn, tot over Zwadenburgerdam, en gaat, ten Noorden van deeze Rivier, voort, tot aan den gemelden Aarbrug.

De Kerk van dit Aarlanderveen ligt 5684 Roeden van Leijden, 2190 van Oudshoorn, 1918 van Alfen, 1818 van de Langerijndijk, en 1436 van Langeraar, een weinig verder van Nieuwkoop, en 1600 van Zwadenburgerdam.

De buurt aan de zogenaamde laage zijde van den Rijn over Alfen, van de Aarbrug af tot aan een kleine streek voorbij de Goudsche Sluis, schijnt een Dorp op zig zelven; te meer, dewijl de bewooners daarvan tot de Kerk van Alfen en den Brandschouw onder die Ambachtsheerlijkheid behooren; doch voor ‘t overige behoort deeze streek onder het Rechtsgebied van het Dorp, welk wij hier beschrijven.

De voornaamste en volkrijkste buurt ligt landwaarts in, strekkende, langs den Aarlanderveenschendijk, zo verre die bestraat is, met eene dubbele reij huizen, ter wederzijde, en word, omtrent de Kerk en verdere Boerewooningen en Werven, door slooten van gemelden dijk of weg afgescheiden.

Op dit Dorp vind men de sierlijkste Kerk, die in eenig Dorp daarom streeks te zien is; zij is voorzien van een fraaijen achtkanten Toren. De Predikant, die tot de Klassis van Woerden behoort, heeft hier zijne wooning. De eerste, die alhier beroepen werd, was Florentius Mari, Ao. 1590. Ook hebben de Roomschgezinden hier eene Kerk, tot oeffening van hunnen Godsdienst, waar van de volgende Pastooren ons in de Oudheden van Rhijnland worden aangewezen: in 1366 Philip Gerrits; - 1573, Johan Adriaanszoon van s’ Gravenhage, die de Opvolger was van Jacob van Leeuwen. - Na hem Floris van Vianen, gevolgd door Pieter Pelt van Vianen. - Gijsbert Bosman, Mr. Egbert van Borculo, die in 1670 te Amesfoort overleed. - Johan van Pelt, 1704; en daarna Andries Janszen.



Wat de Veenen aangaat; ter wederzijde van den gemelden Dijk, achter de Huizen en Werven, liggen twee Veenpolders, waar van de eene Noordwaards ten Oosten, voor het grootste gedeelte, zedert veele Jaaren, verveend is, en thans eene aanmerkelijke waterplas uitmaakt, die met eenige andere tot aan het Sticht loopt; aan de Westzijde is, voor zo verre het Veen strekt, eenige Jaaren herwaards, een nieuwe Veenderij, door de Hoogheemraaden van Rhijnland, toegedaan, onder bepaaling, dat de uitgeveende plas, binnen een bepaald getal van Jaaren, uitgemaalen en droog gemaakt moet worden.

In den Karssteker Polder, is, door de Regeerders van Amsteldam en Gouda, aanbesteed het graven van eene Vaart, uit de Aar naar den Rhijn, tot gemak der Trekschuiten op beide steden vaarende, bekend onder den naam van de Nieuwe Vaart.



Het getal der Huizen stond, in den Jaare 1632, op de Verpondings lijsten, op een getal van 221, en in de nieuwere Lijsten op 383 Huizen en 2 Moolens.

Deze Ambachtsheerlijkheid behoorde wel eer, nevens andere, aan het Geslacht van Oudshoorn; (zie OUDSHOORN). Doch dit geslacht al zedert het Jaar 1300 verbeurd verklaard zijnde, ging dezelve, in 1353, over aan Arnold van Ysselstein, die ’er door inkoop Eigenaar van werd. Vervolgens kwamen deeze goederen aan ‘t Geslacht van Raaphorst, en verder aan den Huize van Kuilenburg, en van daar aan den Koning van Spanje, of liever aan de Graaflijkheid: na het afzweeren van den Koning, door de Staaten verbeurd verklaard zijnde, werden ze aan Ernst van Mandersloo, Veldmarschalk in dienst der Staaten, in mindering zijner achterterstallen, Ao. 1593, ter leen uitgegeven, en door deszelfs Erfgenaamen, in den Jaare 1619, verkocht aan Vrouwe Margreta van Mechelen, die ze twee Jaaren later weder verkocht aan Hugo Spiering.

In ‘t Jaar 1627 kwamen ze weder in handen van gemelde Vrouwe van Mechelen, die ze naderhand andermaal afzonderlijk verkocht. Dus kwamen zij aan ‘t geslachte van Nomus of Nooms, bij wiens nakomelingen zij bezeten zijn, tot in den Jaare 1733, wanneer, door inkoop, van dezelve Eigenaar werd de Heer Kornelis Aarsens van Hoogerheide, Heere van Voshol, Kolonel en Kapitein in ‘t Regiment Hollandsche Guardes.



De Eigenaar, of Heer van Aarlanderveen, thans de Baron C. VAN BOETSELAAR, beschreeven in de orde der Ridderschap en Edelen van Holland en Westfriesland, enz. oeffent niet alleen het recht van onmiddelijke aanstelling der Regenten van ’t Dorp en Ambacht, die geduurende hun gantsche Leeven in bediening blijven; maar ook van hun, die Jaarlijks aankoomen. Ook heeft hij het recht van goed- of afkeuring van den Predikant, die door den Kerkenraad beroepen wordt, en meer andere rechten.

Zie Staat der Nederlanden, VI. Deel, bl. 269. enz. Oudheden van Rhijnland, bl.337. VAN LEEUWEN, Bat. Illustrata, fol. 158.

< >