en ook wel Theodericus van der Aire genaamd, een man gesprooten uit een zeer aanzienlijk geslacht, van een hoog gemoed, wijs en verstandig, of zo als het Veldenaar uitdrukt, een duits geboertig man, en de wijs genadig. Buchelius zegt, dat hij was uit het geslacht der Graven van Aare, zonder echter te konnen bepaalen, waar dit genoemde Graafschap mag gelegen hebben.
Volgens Beka was hij Proost van Mijdrecht; doch volgens Barlandus, dien wij liever gelooven, Proost van Maastricht, in dien tijd, toen de Bisschoplijke zetel van Utrecht geweldige schokken leed, door de verkiezing van twee Bisschoppen, Aarnout van Isenburg, en Dirk de Hollander. Isenburg werd, door Graaf DIRK den VII, en Dirk, door OTTO, Graaf van Gelder, ondersteund. Isenburg overleed geduurende het geschil, en Graaf DIRK, op zijne reize Van Rome naar Utrecht; waarop deeze DIRK tot die waardigheid werd verheven. Volgens de meeste verhaalen, bevond Van der Aare zig in een ander gewest, en wel in Italie, om eenige zaaken voor Keizer Otto te beschikken. Doch van zijne verkiezing bericht ontvangen hebbende, snelde hij naar Utrecht.