Definities van Oosthoek Encyclopedie in de Ensie G
- grootloge
- grootmajoor
- grootmaken
- grootmama (grootma, groma)
- grootmeester
- grootmoeder
- grootmoedig
- grootmoefti
- grootmogend
- grootmogol
- grootofficier
- grootoogrog
- grootoorvleermuis
- grootoorvos
- grootoosten
- grootouders
- grootpapa (grootpa)
- grootpoothoenders
- grootpost
- groots
- grootscheeps
- Grootschermer
- grootschoot
- grootsheid
- grootspant
- grootspraak
- grootspreken
- grootste gemene deler
- grootstedelijk
- grootsteeds
- grootte
- grootvader
- grootvisserij
- grootvizier
- grootvlaggen
- grootvleugeligen
- grootvorst
- grootvorstendom
- grootwaardigheidsbekleder
- grootwaterschap
- grootwinkelbedrijf
- grootzegel
- grootzegelbewaarder
- grootzeil
- Gropius
- Gropper
- gros (omvang)
- gros, (hoeveelheid)
- Gros, Antoine Jean baron
- Grosage
- groschen
- Grosheide
- Grosjean
- Gross
- gross tonnage
- grosse
- grosseren
- grosserie
- Grosseteste
- Grosseto
- Grossglockner
- grossier
- grossierderij
- Grosso
- grosso modo
- grossulaar
- Grossulariaceae
- grosz
- Grosz, Georg(e)
- grot
- grotbewoner
- grote
- Grote Alliantie, (1689)
- Grote Alliantie, (1815)
- Grote Antillen
- Grote Beer
- Grote Bekken
- Grote Belt
- grote eikebok
- Grote en Jonge Gezinnen, Bond van
- Grote Hond
- Grote Kanaal
- Grote Meren
- Grote Moeder
- Grote Mogendheden
- Grote Oceaan
- Grote Pier
- Grote Raad
- Grote Raad van Mechelen
- Grote Schisma
- grote terts
- Grote Vergadering (1651)
- Grote Vergadering (1716—1717)
- Grote Verzoendag
- Grote-Brogel
- Grote, George
- Grote, Gottfried
- Grotefend
- grotelijks
- Grotenberge
