m. (-s), handelaar die de schakel vormt tussen fabrikant en/of importeur enerzijds en detaillist anderzijds.
(e) De grossier vindt zijn bestaansreden enerzijds in de behoefte van de (bewerkings)producent aan een afzet van grote quanta via een afzetapparaat dat qua organisatie en kosten beantwoordt aan omvang en aard van zijn produktie, anderzijds aan de behoefte aan kleine quanta van de detaillist. De grossier ontvangt grote quanta en zendt deze in kleine hoeveelheden door aan de detaillisten. Hij doet dit voor vele producenten en krijgt zodoende voor de detaillist het gewenste assortiment in gewenste hoeveelheden bijeen.
De grossier zet dus de gespecialiseerde produktiestroom in naast elkaar lopende kleinere stromen om. De transportkosten voor de producent zijn daardoor lager. Bovendien is de grossier, doordat hij voldoende voorraden aanhoudt, in staat schommelingen in de vraag op te vangen waardoor zijn behoeften ook gelijkmatiger zijn dan die van de detaillist, een duidelijk voordeel voor de producent. Deze kan ook kleinere voorraden aanhouden waardoor zijn lasten en risicos verminderen. Ook ontslaat de grossier de fabrikant van het leverancierskrediet aan de detaillist, terwijl hij hem behulpzaam is bij de ontsluiting van nieuwe afzetmogelijkheden.
Aan de detaillist biedt de grossier een uitgebreid assortiment aan goederen van diverse herkomst uit binnenen buitenland. Dit ontslaat de detaillist op zijn beurt van het aanhouden van grote voorraden en de daaruit voortvloeiende risico’s. De grossier staat hem vaak verder met advies terzijde en verleent hem krediet.
De uitoefening van de grossiersfuncties beperkt zich veelal tot kleine en middelgrote fabrikanten en kleine zelfstandige detaillisten met relatief geringe omzetten. De functies zijn al vaak overgenomen door inkooporganisaties van de kleine detaillisten, en door warenhuis en filiaalonderneming. Soms stelden de grossiers daar een vrijwillig filiaalbedrijf tegenover.
LITT. A.C.R.Dreesmann, E.van der Wolk enz., Dynamiek in de distributie (2 dln. 1975); F.L.van Muiswinkel, De handelsonderneming (9e dr. 1976); J.A.Geertman en A.H.Geertman, Economischtechnische verschijnselen (2 dln. 7e dr. 1977).