Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie Z
- zege
- zegeboog
- zegedicht
- zegekar
- zegekrans
- zegekreet
- zegel
- zegelaar
- zegelaarde
- zegelafdruk
- zegelbelasting
- zegelbewaarder
- zegeldoosje
- zegelen
- zegelgeld
- zegelhars
- zegeling
- zegelkantoor
- zegelklopper
- zegelkosten
- zegellak
- zegellood
- zegelmerk
- zegelpers
- zegelrecht
- zegelring
- zegelsnijder
- zegelverbreking
- zegelwas
- zegelwet
- zegen
- zegenbede
- zegenen
- zegening
- zegenrijk
- zegenwens
- zegepalm
- zegepenning
- zegepoort
- zegepraal
- zegepralen
- zegepralend
- zegerijk
- zegeschoten
- zegestandaard
- zegeteken
- zegetocht
- zegevieren
- zegevierend
- zegevlag
- zegevuur
- zegewagen
- zegezang
- zegezuil
- zegge
- zeggelijk
- zeggen
- zegger
- zeggingskracht
- zegsman
- zegsvrouw
- zegswijs, zegswijze
- zeik
- zeil
- zeilage
- zeilboot
- zeildoek
- zeilen
- zeilende lading
- zeiler
- zeilgoed
- zeilklaar
- Zeilmaker, zeilenmaker
- zeilmakerij
- zeilminderen
- zeilorde
- zeilpriem
- zeilpunt
- zeilree
- zeilschip
- zeilsteen
- zeiltocht
- zeilvaardig
- zeilvaartuig
- zeilvereniging
- zeilwagen
- zeilweder, zeilweer
- zeis
- zeisen
- zeisman
- zeker
- zekerheid
- zekerheidshalve, zekerheidshalve
- zekerheidsstelling
- zekerlijk
- zelateur
- zelden
- zeldzaam
- zeldzaamheid
- zelf
