Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie Z
- zenuwpatiënt
- zenuwschok
- zenuwstelsel
- zenuwtoeval
- zenuwtrekking
- zenuwverlamming
- zenuwvezel
- zenuwvlecht
- zenuwziek
- zenuwziekte
- zenuwzinkingkoorts
- zepen
- zeper
- zeperig, zepig
- zeperij
- Zephyrus
- zeppelin
- zerk
- zerksteen
- zéro
- zerp
- zerpzoet
- zes
- zesbladig
- zesbok
- zesdaags
- zesde
- zesdehalf
- zesderhande, zesderlei
- zesdraads
- zeshoek
- zeshoekig
- zesjarig
- zeskant
- zesmaal
- zesponder
- zestal
- zestallig
- zesthalf
- zestien
- zestienderhande, zestienderlei
- zestienhonderd
- zestienjarig
- zestienmaal
- zestiental
- zestienvoud
- zestienvoudig
- zestig
- zestiger
- zestigjarig
- zestigmaal
- zestigponder
- zestigtal
- zestigvoud
- zesvlak
- zeswekendienst
- zet
- zetangel
- zetbaas
- zetboer
- zetbok
- zetbord
- zetel
- zetelen
- zetfout
- zetgoed
- zethaak
- zetkastelein
- zetlijn
- zetmachine
- zetmeel
- zetschipper
- zetschol
- zetsel
- zetten
- zetter
- zetterij
- zetting
- zettol
- zetwerk
- zeug
- zeugen
- zeulen
- zeunie
- zeuntje
- zeur
- zeuren
- zeurig
- zeurkous, zeurpiet
- zeurstem
- Zeus
- zeuven
- Zeuxis
- zeven
- zevenarmig
- zevenblad
- zevenbladig
- zevenbloem
- zevenboom
- zevendaags
