Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie Z
- zelfachting
- zelfbedrog
- zelfbegoocheling
- zelfbehaaglijk
- zelfbehagen
- zelfbeheersing
- zelfbehoud
- zelfbestemmingsrecht
- zelfbestuiving
- zelfbestuur
- zelfbewust
- zelfbewustheid
- zelfbewustzijn
- zelfcritiek
- zelfde
- zelfgenoegzaam
- zelfgenoegzaamheid
- zelfgevoel
- zelfheid
- zelfkant
- zelfkanten
- zelfkastijding
- zelfkennis
- zelfklinker
- zelflichtend
- zelfmoord
- zelfmoordenaar
- zelfonderricht
- zelfonderzoek
- zelfontbranding
- zelfopofferend
- zelfopoffering
- zelfoverschatting
- zelfoverwinning
- zelfportret
- zelfrespect
- zelfrijzend
- zelfs
- zelfslachtig
- zelfstandig
- zelfstandigheid
- zelfstrijd
- zelfstrikker
- zelfstudie
- zelfverdediging
- zelfverheffing
- zelfverloochening
- zelfvernedering
- zelfvertrouwen
- zelfverwijt
- zelfverzaking
- zelfvoldoening
- zelfwerkend
- zelfzucht
- zelfzuchtig
- zeloot
- zemelen
- zemelig
- zemelknopen
- zemelknoper
- zemen
- zemstwo
- Zend
- Zend-Avesta
- zendbode
- zendbrief
- zende
- zendeling
- zendelingsgenootschap
- zendelingshuis
- zenden
- zender
- zendgraaf
- zending
- zendingsschool
- zendingswerk
- zendstation
- zendtijd
- zeng
- zengelen
- zengen
- zenith
- Zeno
- zenuw
- zenuwaandoening
- zenuwachtig
- zenuwachtigheid
- zenuwarts
- zenuwberoerte
- zenuwbladen
- zenuwcel
- zenuwgestel
- zenuwinrichting
- zenuwknoop
- zenuwkoorts
- zenuwkwaal
- zenuwleer
- zenuwlijden
- zenuwlijder
- zenuwontsteking
