Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie S
- schuinheid
- schuins
- schuinschrift
- schuinsmarcheerder, schuinsloper
- schuinte
- schuit
- schuitenhuis
- schuitevoerder
- schuitevracht
- schuitje
- schuitjevaren
- schuiven
- schuiver
- schuld
- schuldbekentenis
- schuldbelijdenis
- schuldbesef
- schuldbrief
- schulddelging
- schuldeiser m. schuldeisers (iem., die een schuld, die geld te vorderen heeft, crediteur): zijn schuldeisers bevredigen, hen geheel of gedeeltelijk betalen
- schuldeloos
- schuldenaar
- schuldenlast
- schuldig
- schuldvereffening
- schuldvergeving
- schuldvordering
- schuldvraag
- schulp
- schulpen
- schulplijn
- schulpzaag
- schun
- schunnerd
- schunnig
- schup
- schuren
- schurft
- schurftig
- schurftmijt
- schuring
- schuringsgeluid
- schurk
- schurkachtig
- schurken (zich)
- schurkenstreek
- schurkentroep
- schurkerij
- schurkpaal
- schut
- schutblad
- schutdeur
- schutgeld
- schutkolk
- schutmeester
- schuts
- schutsbrief
- schutsel
- schutsengel
- schutsgod m. schutsgoden (beschermende god); schutsgodin v. schutsgodinnen
- schutsheer
- schutsheilige
- schutsluis
- schutspatroon
- schutstal
- schutsvrouw
- schutten
- schutter
- schutteren
- schutterig
- schutterij
- schutterkoning
- schuttersdoelen
- schuttersgilde
- schuttersmaaltijd m. schuttersmaaltijden (eig. feestmaal v. schutterijofficieren; afbeelding, schilderij v. e. schuttersmaaltijd): de schuttersmaaltijd van Van der Helst (1613–’70) in het Rijksmuseum
- Schuttevaer
- schutting
- schuur
- schuurdeur
- schuurgoed
- schuurkerkje
- schuurlinnen
- schuurpaal
- schuurpapier
- schuursel
- schuurzand
- schuw
- schuwen
- schuwheid
- schwadronneren
- sciopticon
- Scipio
- scoliose
- sconto
- scooner
- scorbut, scorbuut
- scorbutiek
- score
- scoren
- scout
