Gepubliceerd op 11-11-2021

schuldig

betekenis & definitie

1 bn. (1 verplicht te betalen; 2 verplicht, gehouden tot; 3 beladen met de schuld aan een overtreding, tekortkoming; strafbaar; 4 lit. t. zondig):

1 hoeveel zijt ge hem nog schuldig; we zijn niemand ooit iets schuldig gebleven; iem. iets schuldig blijven, a) eig., b) oneig. (met ontkenning) zijn beleefdheid, zijn aanval, opmerkingen niet beantwoorden; iem. het antwoord schuldig blijven, a) niet antwoorden, b) niet weten wat te antwoorden;
2 hij is des doods schuldig, verdient met de dood gestraft te worden; iem. de schuldige eer bewijzen, verschuldigde;
3 schuldig aan doodslag, zich aan iets schuldig maken, die overtreding begaan;
4 die liefde is niet schuldig;

nog (tautologie): schuldige plicht, waartoe men verplicht is;

2 schuldige, m. en v. schuldigen (iem., die schuldig is aan een misdaad, overtreding).

< >