v. schuttingen, schuttinkje (1 de handeling van het schutten van schepen; 2 zoveel water als bij het schutten verplaatst wordt; 3 afsluiting b.v. van een tuin, meestal van planken; heining; ook: gehele of gedeeltelijke afsluiting dwars op een viswater):
1 schuttingen geschieden niet des nachts;
2 bij het afdalen vloeit een schutting water in het volgende pand;
3 de schutting laten teren; leibomen langs een schutting planten.