(771 - 814) EN DE KAROLINGERS Karel de Grote (ook wel eens ‘Charlemagne’ of ‘Carolus Magnus’ genoemd) is volgens de geschiedschrijver Eginhard beroemd geworden ‘om zijn overwinningen, maar vooral om zijn beschavingswerk’. Hij gaf zijn naam aan de tweede vorstelijke dynastie van Frankrijk: die der Karolingers, waarvan Pepijn de Korte de eerste, Lodewijk V de laatste vertegenwoordiger was.
De regeringsperiode van Karel de Grote werd verdeeld over drie belangrijke bezigheden: de oorlog, de organisatie van het Karolingische Rijk en de kunst.
Het Karolingische Rijk omvatte onder Karel de Grote Gallië, Germanië, Noord-Italië en het gedeelte van Spanje ten noorden van de Ebro. In het jaar 800 werd Karel de Grote door de paus tot keizer gekroond. Het hoofd van de rooms-katholieke kerk wilde de nieuwe keizer daarmee bedanken voor de wijze, waarop hij al veroverende geholpen had het Christendom te verspreiden.
Karel de Grote regeerde zijn grote rijk met opvallende wijsheid. Het bestuur van de verschillende streken en gebieden door graven, hertogen, bisschoppen en abten werd namens de keizer gecontroleerd door gezanten, die altijd bereid waren te luisteren naar de klachten van het volk en van hun bevindingen rapport uitbrachten aan de vorst.
Karel de Grote kon wel lezen maar niet schrijven. Hij had de beste herinneringen aan het onderwijs, dat hij in zijn jeugd genoten had en deed als gevolg daarvan zijn uiterste best om in zijn rijk zoveel mogelijk scholen te stichten. Een ervan bevond zich zelfs in zijn eigen paleis in Aix-la-Chapelle. Hij bezocht die school regelmatig; berispte de zoontjes van zijn edelen omdat ze weinig uitvoerden en stelde hun doodarme medeleerlingen ten voorbeeld, die in hun sjofele kleding vaak kilometersver reisden om de school te kunnen bezoeken. Jammer genoeg zetten Karels opvolgers zijn inspanningen op onderwijsgebied niet voort, waardoor het land terugviel in onwetendheid. Na de dood werden er om de figuur van Karel de Grote talrijke legenden geweven. Hij werd de held van honderden ridderromans en in de ‘duistere Middeleeuwen’ kwam zijn figuur opnieuw tot leven in de heldedichten van troubadours, die van het ene sombere kasteel naar het andere trokken.