Mensen, dieren en dingen dragen alle een naam. De namen van dieren en dingen zijn algemene namen; benamingen als tafel, hond en brug zijn niet voor één tafel, één hond of één brug gereserveerd.
Mensen daarentegen dragen ‘eigennamen’; steden, dorpen en landen eveneens. Er is (over het algemeen) maar één Elvis Presley; maar één Amsterdam; maar één Medemblik.In moderne landen heeft iedereen gewoonlijk twee namen: een voor- en een achternaam. Als iemand Jan van Dorp heet, betekent dit, dat hij de zoon is van ene meneer Van Dorp. Van Dorp is zijn achter- of familienaam; Jan zijn voornaam, waarmee hij zich onderscheidt van zijn broers en zijn andere familieleden. Om bepaalde redenen kan iemand wel eens een pseudoniem kiezen; dat is een andere dan zijn eigen naam. Veel schrijvers hebben zo’n pseudoniem. De auteur Anton van Duinkerken bijvoorbeeld heet in werkelijkheid Willem Asselbergs.
De naam van personen of plaatsen vertelt heel vaak iets over de geschiedenis van de naamdrager. Amsterdam bijvoorbeeld is afgeleid van een ouder Nederlands woord, dat in hedendaags Nederlands ‘dam in de Amstel* betekent. De stad is dus genoemd naar een dam, die destijds in de rivier de Amstel heeft gelegen. ‘Engeland’ betekent eigenlijk: land van de Angelen. De Angelen waren een volk, dat lang geleden van het vasteland van Europa de Noordzee overstak en zich in het huidige Engeland vestigde.
Veel Nederlandse familienamen zijn verbasterde voornamen. Jansen, Pietersen, Peters heeft aanvankelijk niets anders betekend dan Jans zoon, Pieters zoon en Peters zoon. Andere namen zijn afgeleid van beroepen (Smits, Timmermans, Bakker, Kapteyn), van een stad of dorp (van den Bosch, van Osch, van Beek) of van een bepaalde plek (van der Heide, van der Poel, van der Kerk). Om tegenwoordig iemand te kunnen thuisbrengen, is het absoluut noodzakelijk zijn naam en voornaam te kennen. Dat is niet altijd zo geweest. In de Middeleeuwen bijvoorbeeld hadden veel mensen alleen een doopnaam (een voornaam dus) en werden ze van elkaar onderscheiden door een bijnaam. Toen steden en dorpen echter steeds minder
besloten gemeenschappen gingen worden, leidde deze gewoonte natuurlijk tot steeds grotere verwarring. Daarom werden tenslotte van overheidswege maatregelen genomen om iedereen van een familienaam te voorzien. In Nederland werd die verplichting doorgevoerd door Napoleon. Mensen, die weigerden zelf een achternaam te kiezen en zich met die achternaam te laten inschrijven, kregen van overheidswege een naam. Dat daarmee wel eens grapjes werden uitgehaald, bewijzen namen als Naaktgeboren en Zondervan.
In landen met een christelijke traditie wordt als voornaam vaak de naam van een heilige gekozen of een naam, die van zulk een heiligennaam is afgeleid. In andere landen liggen de zaken anders; in het Verre Oosten bijvoorbeeld dragen mensen dikwijls heel dichterlijke voornamen zoals ‘Lentebloesem’ en ‘Koele Wind uit de Bergen’.
Van oorsprong dezelfde namen kunnen in verschillende talen een heel ander aanzien krijgen. De naam Jan bijvoorbeeld is in het Arameens bekend als ‘Jonah’, in het Frans als ‘Jean’, in het Engels ‘John’, in het Bretons ‘Yann’, in het Duits ‘Johann’, in het Spaans ‘Juan’, in het Portugees ‘Joao’, in het Russisch ‘Ivan’ en in het Italiaans ‘Giovanni’. Wetenschappelijke namen voor planten en dieren bestaan uit Griekse of Latijnse woorden en komen ons vaak onbegrijpelijk voor. Het voordeel ervan is, dat ze in alle talen hetzelfde zijn. Wat bij ons ‘kat’ heet, bij de Fransen ‘chat’ en bij de Spanjaarden ‘gato’, heet voor geleerden van alle nationaliteiten heel eenvoudig ‘felix domesticus’.