Louis (1822-1895) De man, die aantoonde dat bepaalde bacteriën ziektekiemen zijn en dat er mogelijkheden gevonden kunnen worden om ze te bestrijden, was de Franse scheikundige Louis Pasteur.
Pasteur was al een bekend geleerde, toen de Franse veestapel plotseling geteisterd werd door een dodelijke ziekte: het miltvuur. Koeien en schapen stierven bij duizenden en de Franse regering besloot tenslotte de hulp van Pasteur in te roepen. Enkele andere geleerden hadden in de lichamen van de miltvuurslachtoffers al bacteriën gevonden en de vrees uitgesproken, dat deze de oorzaak van
de ziekte waren. Ze werden door de meeste Fransen echter uitgelachen: te denken, dat zulke microscopisch kleine wezens dieren ter grootte van een koe konden doden, leek hun al te belachelijk.
Ook Pasteur stuitte tijdens zijn eerste onderzoekingen op de bacteriën. Hij slaagde erin de plantjes in het laboratorium in leven te houden en ze zo te behandelen, dat ze uiterst zwak werden. Hij spoot gezonde koeien met die verzwakte bacteriën in en bracht later onverzwakte bacillen in het lichaam van hetzelfde dier. Tot zijn verrassing ontdekte hij, dat een aldus behandelde koe géén miltvuur kreeg; ook al stierven de andere dieren uit de stal als ratten.
Weinig mensen wilden aanvankelijk geloven, dat dieren, die op deze wijze behandeld werden, veilig zouden zijn voor de gevreesde ziekte.
Om zijn gelijk te bewijzen deed Pasteur in het openbaar een proef met vijftig gezonde schapen. De helft ervan spoot hij in met verzwakte miltvuurbacteriën; de andere kregen geen injectie. Twee weken later werden alle proefdieren besmet met gezonde bacteriën. Pasteur voorspelde dat de 25 ingeënte schapen gezond zouden blijven en dat de rest zou sterven. Twee dagen later verzamelde zich een grote menigte bij het weiland, waar de schapen verbleven. Tot grote verbijstering van de toeschouwers bleek de voorspelling van Pasteur uitgekomen te zijn. 25 schapen lagen dood in het weiland; de 25 ingeënte dieren stonden gezond te grazen. Pasteur bleek erin geslaagd een middel tegen miltvuur te vinden.
Later vond Pasteur ook middelen om mensen te beschermen tegen hondsdolheid. Hij had dat vaccin al met succes beproefd op dieren, maar durfde het aanvankelijk niet aan ook een proef met mensen te doen. Die kans kreeg hij pas, toen er op een dag een jongetje hem werd gebracht, dat gebeten was door een dolle hond en dat volgens vroegere ervaringen praktisch zeker zou sterven. Met een zwaar hart begon Pasteur zijn behandeling toe te passen. Twaalf dagen achtereen kreeg de jongen elke dag een zwaardere injectie met hondsdolheidbacteriën. Pasteur sliep in die dagen weinig - maar de jongen bleef zo gezond als een vis. Tenslotte wist Pasteur met zekerheid, dat ook deze behandeling een volledig succes was.
De naam van Louis Pasteur is, behalve in de geschiedenisboeken óók bewaard gebleven in een conserveringsproces voor aan bederf onderhevige vloeistoffen als bier, melk, wijn enz. Dat conserveringsproces staat bekend onder de naam ‘pasteurisering’.
Pasteur bracht een omwenteling teweeg in onze opvattingen over ziekten. Hij bewees, dat verscheidene ervan veroorzaakt worden door bacteriën.
Louis Pasteur werd geboren in Dole als zoon van een leerlooier. Zijn ouders waren arm maar ze slaagden erin hun zoon een goede opleiding te geven; weinig vermoedend, dat hij eens beschouwd zou worden als een van de grootste geleerden van zijn land. Nog voor zijn dood werd Pasteur op allerlei wijzen onderscheiden. Zeven jaar voor hij stierf, werd te zijner eer het Pasteur Instituut gebouwd: een groot gebouw met talrijke laboratoria, waarin geleerden uit alle delen van de wereld het werk konden voortzetten, dat door deze Franse leerlooierszoon was begonnen.