Tussen de ondergang van het Romeinse Rijk en de ontdekking van de Nieuwe Wereld door Columbus liggen ongeveer 1000 jaar. Die tien eeuwen worden gewoonlijk de ‘Middeleeuwen’ genoemd.
Gedurende de eerste eeuwen van deze periode was de toestand in Europa bijzonder verward en onoverzichtelijk. De Barbaren, die de macht van de Romeinen vernietigd hadden, plunderden de steden en vernielden de wegen, die de verschillende delen van het Romeinse Rijk met elkaar verbonden hadden. Belangstelling voor kunst of cultuur hadden deze indringers niet; de tijd, waarin ze zich over Europa verspreidden, was voor het land dan ook een weinig hoopgevende.
Maar geleidelijk zegevierde de orde weer over de chaos. De Middeleeuwen worden wel eens het Tijdperk van het Geloof genoemd. Zelfs in de donkerste perioden van de middeleeuwse geschiedenis slaagde de kerk erin de culturele erfenis van het verleden te bewaren - en met die erfenis de hoop op een betere tijd. Heel veel mensen uit deze periode stelden hun geloof boven hun persoonlijk welzijn. Als gevolg daarvan konden in diezelfde Middeleeuwen de prachtige gotische kathedralen gebouwd worden en konden de Kruistochten ondernomen worden met als enig doel de Mohammedanen uit het Heilig land te verdrijven.
Het feodale stelsel droeg in aanzienlijke mate bij tot de overwinning van de orde over de chaos van de eerste eeuwen. Het hielp de bevolking zich uit de zorgen en de ellende van het dagelijks bestaan te verheffen. Duizenden Middeleeuwers stelden zich in dienst van de adel, die de grote kastelen van het land bewoonde. Hun status was niet meer dan die van een slaaf. Deze ‘lijfeigenen’ zoals ze genoemd werden, werkten voor hun meesters zonder een andere beloning dan de kost en een dak boven hun hoofd. Maar aan de andere kant betekende dit alles ook hulp en veiligheid in geval van nood.
Het kasteel van de heer immers was tegelijkertijd een sterke vesting. In die vesting konden ook de lijfeigenen zich in geval van oorlog terugtrekken; ze liepen op die manier niet langer het risico door de vijand gedood of in ketenen geslagen te worden. Hoewel hun huizen dus armzalige hutten waren en hun voedsel minimaal, konden deze lijfeigenen rekenen op een schuilplaats en op genoeg eten om niet van honger om te komen. En dat was al heel wat.
De periode van het feodalisme werd al spoedig ook die van het ridderschap. Ridders beloofden altijd de waarheid te spreken; te zullen strijden voor het recht en voor de verdediging van de kerk; de eer van hun koning te zullen verdedigen en de armen en zwakken te zullen beschermen. Sommige van onze beleefdheidsregels stammen nog van de gebruiken van de middeleeuwse ridders.
Hoewel het feodale stelsel dus een aanzienlijke verbetering betekende boven de wanorde en de gevaren uit het begin van de Middeleeuwen, was het natuurlijk niet plezierig lijfeigene te zijn. Tegen het einde van de Middeleeuwen verwierven de meeste bewoners van Europa dan ook hun vrijheid. Er ontstonden sterke staten; er kwamen nieuwe wetten en er werden rechtbanken opgericht. In verscheidene delen van Europa kreeg de bevolking het recht door een jury uit eigen rijen berecht te worden of verwierf ze garanties tegen een onrechtvaardige veroordeling. Vooral als gevolg van grote jaarmarkten groeide de handel; kooplieden uit Venetië, Genua, Lissabon en Cadiz ontdekten wegen om uit het Verre Oosten kostbare zijde en
specerijen te importeren.
Door de bouw van kathedralen kregen ook andere kunsten de kans tot bloei te komen. Er werd prachtige religieuze muziek geschreven; men weefde kostbare tapijten om de kerkmuren te bekleden; smeden slaagden erin verblindend mooie harnassen te vervaardigen.
In verscheidene landen van Europa werden universiteiten opgericht; de wetenschap maakte op allerlei terreinen snelle vorderingen en vooral de wiskunde bereikte een ongekende hoogte.
Technische uitvindingen werden er gedurende de Middeleeuwen nauwelijks gedaan, al zijn enkele ervan beroemd geworden: het kompas, het slingeruurwerk, enkele optische instrumenten en het buskruit.
Bij het begin van de Middeleeuwen waren de volkeren van Europa overgeleverd aan de genade van de Barbaren en was de gewone man geen dag zeker van zijn leven. Duizend jaar later stond Europa aan het begin van een nieuw cultuurtijdperk: dat van de Renaissance.